Berekeningen met opgeslagen gegevens
Bij berekeningen met opgeslagen gegevens worden
3),
=)
(x) of
(3) gebruikt om berekeningen in de variabele zelf uit
te voeren en de oplossing daarin op te slaan. Hierbij wordt de waarde
in het X-register gebruikt en het stapelgeheugen niet beinvloed.
Nieuwe waarde van variabele = vorige waarde van variabele
{+, —, x, =} z.
Bijvoorbeeld: stel dat u de waarde in A (15) wilt verminderen met het
getal in het X-register (3, in display). Druk op
(2) A. Nu geldt:
A = 12, terwijl in de display 3 staat.
Al
15
Al
12
Resultaat: 15-3,
dw.z. A-x.
T|
t
T|
t
Z
z
Z
z
Y
Y|
vy
X|
3
[-]
X|
3
Berekeningen met opgevraagde gegevens
Bij berekeningen met opgevraagde gegevens worden
3),
3),
(x) of
(2) gebruikt voor berekeningen in het X-register met
een opgevraagd getal, waarbij de oplossing in de display komt. Alleen
het X-register wordt beinvloed.
Nieuwe z = vorige z {+, —, x, =} variabele
Bijvoorbeeld: stel dat u het getal in het X-register (3, in display) wilt
delen door de waarde in A (12). Druk op (RCL) (2) A. Nu is z = 0,25,
waarbij in A nog steeds 12 staat. Bewerkingen met opgevraagde
gegevens kosten minder geheugenruimte in programma's:
A
(één instructie) gebruikt de helft van de geheugenruimte van
A,
(twee instructies).
Gegevens opslaan in variabelen
3-7