Toetsen:
Display:
Beschrijving:
IU)
08s nw
Waarde van 7.
(ingedrukt houden)
(loslaten)
Ba 1d1E
oad x=
25m.
(ingedrukt houden)
(loslaten)
78,5398
08s RTH
Einde van programma.
(ingedrukt houden)
Het resultaat is juist.
(loslaten)
TE, 5398
Gegevens invoeren en tonen
De variabelen van de calculator worden gebruikt om gegevensinvoer,
tussentijdse resultaten en definitieve resultaten op te slaan. (Zoals in
hoofdstuk 3 werd uitgelegd, worden variabelen geidentificeerd door
een letter van A tot en met Z of 1, maar de namen van de variabelen
staan los van de programmalabels).
In een programma zijn verschillende mogelijkheden om gegevens in te
voeren:
m Met een INPUT instructie, die vraagt om een waarde voor een
variabele. (Dit is de meest efficiénte methode).
m Met het stapelgeheugen. (U kunt STO gebruiken om de waarde
voor later gebruik op te slaan in een variabele).
m Met variabelen waarin reeds waarden zijn opgeslagen.
m Met een automatische aanroep bij vergelijkingen (hiervoor moet vlag
11 actief zijn). (Dit is ook handig als u vergelijkingen gebruikt).
In een programma kunt u informatie op de volgende manieren tonen:
m Met een VIEW instructie, waarbij de naam en de waarde van een
variabele getoond wordt. (Dit is de meest efficiénte methode).
m In het stapelgeheugen—alleen de waarde in het X-register is
zichtbaar. (Met PSE (pause) kunt u het X-register 1 seconde
bekijken.)
12-12
Eenvoudige programma's