zijn. Deze registers—met de naam X, Y, Z en T—slaan vier actieve
getallen op en kunnen deze getallen manipuleren. Het "oudste" getal
wordt opgeslagen in het T- (top) register. Het stapelgeheugen is het
werkgebied voor berekeningen.
T
0,0000|
*Oudste" getal
Z
0,0000
Y
0,0000
X
0,0000
In display
Het meest "recente" getal staat in het X-register: dit is het getal dat u
in de display ziet.
Bij het programmeren wordt het stapelgeheugen gebruikt voor het
uitvoeren van berekeningen, het tijdelijk opslaan van tussentijdse
resultaten, het doorgeven van opgeslagen gegevens (variabelen) aan
programma's en subroutines, het ontvangen van gegevens en het
uitvoeren van gegevens.
Het X-register staat in de display
Het X-register ziet u altijd in de display, behalve wanneer een menu,
een melding of een programmaregel wordt getoond. U hebt misschien
gezien dat in verschillende functienamen een z of een y staat.
Dit is geen toeval: de letters verwijzen naar het X- en Y-register.
Bijvoorbeeld: met (4)
wordt tien verheven tot de macht van het
getal dat in het X-register staat (het getoonde getal).
Het X-register wissen
Als u op (&)
{=}drukt, wordt het X-register altijd gewist,
zodat er nul in staat; deze toetsen worden ook gebruikt om de
instructie voor het wissen te programmeren. De functie van de
toets is echter afhankelijk van de context. Deze toets wist of
annuleert de huidige display, afhankelijk van de situatie: alleen
wanneer het X-register getoond wordt, heeft
dezelfde functie
als (&)
{=}. Wanneer het X-register wordt getoond en de
cijfermatige invoer van getallen is beéindigd (geen cursor), heeft ook
2-2
Het automatisch stapelgeheugen