m Bij andere functies staan gewoonlijk één of meer argumenten
achter de functienaam, zoals "COS" en "LN". Dergelijke prefiz
functies voert u in een vergelijking in op de plaats waar de functie
nodig is. De toets die u indrukt, plaatst een beginhaakje achter de
functienaam, zodat u de argumenten kunt invoeren.
Als de functie twee of meer argumenten heeft, gebruikt u
(op de
toets) om de argumenten te scheiden.
Als de functie wordt gevolgd door andere bewerkingen, drukt u
op (2) (J om de functie-argumenten te beéindigen. Als er geen
bewerkingen volgen, hoeft u het afsluitende ")" niet toe te voegen.
Als de eerste toets in een vergelijking een functie van de bovenste
ri) toetsen op de calculator is en de ¥ indicator in de getoonde
vergelijking staat, moet u eerst op ((»)
drukken om de indicator
uit te schakelen. (Zie voor meer informatie "Vergelijkingen tonen en
kiezen" later in dit hoofdstuk.)
Haakjes in een vergelijking
U kunt haakjes in een vergelijking plaatsen om de volgorde te bepalen
waarin de bewerkingen worden uitgevoerd. Druk op () (Jen (2) Q)
om haakjes in te voeren. (Zie voor meer informatie "Prioriteit van
operators" later in dit hoofdstuk.)
Vergelikingen invoeren en evalueren
6-7