Pagina 1
39g+ grafische rekenmachine gebruikershandleiding Editie 2 HP artikelnummer F2224-90013...
Pagina 2
Mededeling Het REGISTER JE PRODUCT AAN: www.register.hp.com DE INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING EN DE HIERIN VERVATTE FICTIEVE PRAKTIJKVOORBEELDEN KUNNEN ZONDER AANKONDIGING VERANDERD WORDEN. HEWLETT–PACKARD COMPANY GEEFT GEEN GARANTIE AF VAN WELKE AARD DAN OOK MET BETREKKING TOT DEZE HANDLEIDING, WAARONDER...
Pagina 3
Inhaltsverzeichnis Voorwoord Handmatige conventies............P-1 Opmerking................P-2 1 Aan de slag Aan/uit, annuleren..............1-1 Het scherm ................1-1 Het toetsenbord ..............1-3 Menu’s ................1-9 Invoerformulieren ..............1-10 Modusinstellingen ...............1-10 Een modus instellen ............1-12 Aplets (E-lessen) ..............1-13 Apletbibliotheek .............1-17 Apletweergaven .............1-17 Configuratie van apletweergaven........1-19 Wiskundige berekeningen ...........1-20 Breuken gebruiken ..............1-27 Complexe getallen ..............1-30 Catalogi en editors..............1-31...
Pagina 4
3 Functie-aplet Over het Functie-aplet ............3-1 Beginnen met het Functie-aplet........... 3-1 Interactieve analyse Functie-aplet..........3-9 Een segmentgedefinieerde functie grafisch weergeven..3-12 4 Parametrische aplet Over het Parametrische aplet ..........4-1 Beginnen met het Parametrische aplet......... 4-1 5 Polaire aplet Beginnen met het Polaire aplet ..........
Pagina 5
9 Conclusie-aplet Over het Conclusie-aplet ............9-1 Aan de slag met het Conclusie-aplet ........9-1 Voorbeeldstatistieken vanaf het Statistische aplet importeren..9-6 Hypothesetesten..............9-9 Eén-Steekproef Z-Test ............9-9 Twee-Steekproeven Z-Test ..........9-10 Eén-proportie Z-Test ............9-12 Twee-proportie Z-Test ............9-13 Eén-steekproef T-Test ............9-14 Twee-steekproef T-Test .............9-15 Betrouwbaarheidsintervallen..........9-16 Eén-steekproef Z-interval ..........9-16 Twee-Steekproeven Z-interval ...........9-17 Eén-proportie Z-interval ...........9-18 Twee-Proporties Z-interval ..........9-18...
Pagina 6
12 Variabelen en geheugenbeheer Inleiding ................12-1 Variabelen opslaan en weer oproepen ......... 12-2 Het VARS-menu ..............12-5 Geheugenbeheer.............. 12-10 13 Matrices Inleiding ................13-1 Het maken en opslaan van matrices........13-2 Met matrices werken............13-4 Matrixrekenkunde............... 13-6 Systemen van lineaire vergelijkingen oplossen....13-8 Matrixfuncties en -opdrachten ..........
Pagina 7
16 Programmeren Inleiding ................16-1 Programmacatalogus ............16-2 Programma’s creëren en bewerken ........16-4 Programma’s gebruiken ............16-7 Een aplet aanpassen ............16-9 Naamgevingprocedure voor aplets.........16-10 Voorbeeld ..............16-11 Programmeeropdrachten............16-14 Aplet-opdrachten ............16-14 Vertakkingsopdrachten..........16-18 Tekenopdrachten............16-20 Grafische opdrachten ...........16-22 Lusopdrachten..............16-24 Matrix-opdrachten ............16-25 Opdrachten afdrukken ..........16-27 Prompt-opdrachten............16-27 Stat-One en Stat-Two opdrachten........16-31 Variabelen in programma’s opslaan en opvragen ....16-32 Variabelen Curveweergave ...........16-32 Variabelen Symbolische weergave .........16-40...
Pagina 8
Referentie-informatie Woordenlijst ................ R-1 hp 39g+ opnieuw instellen ............ R-3 Het volledige geheugen wissen en de standaarden opnieuw instellen ............. R-4 Als de rekenmachine niet inschakelt ........R-4 Details van de werking............R-5 Batterijen ................ R-5 Variabelen................R-7 Homevariabelen .............. R-7 Functie-apletvariabelen .............
Pagina 9
Voorwoord De hp 39g+ is een grafische rekenmachine, rijk aan eigenschappen. Het is tevens een krachtig leermiddel voor wiskunde. De hp 39g+ is zo ontworpen, dat u hem kunt gebruiken om wiskundige functies en hun eigenschappen te bestuderen. Op de website van Hewlett-Packard’s Calculators kunt u meer informatie krijgen betreffende de hp 39g+.
Pagina 10
Copyright 2003 Hewlette-Packard Development Company, L.P. De programma’s die uw hp 39g+ besturen vallen onder het auteursrecht en alle rechten zijn voorbehouden. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hewlett Packard is reproductie, aanpassing en vertaling van deze programma’s verboden.
Pagina 11
Aan de slag Aan/uit, annuleren Inschakelen Druk op (aan) om de rekenmachine aan te zetten. Annuleren Als de rekenmachine aan staat, annuleert de toets de huidige bewerking. Uitschakelen Druk op (uit) om de rekenmachine uit te zetten. Om de batterij te sparen, zal de rekenmachine zichzelf uitzetten als hij enkele minuten niet gebruikt wordt.
Pagina 12
HOME-weergave meer geschiedenis is. Druk om in de HOME-weergave te rollen. O P M E R K I N G Deze handleiding bevat afbeeldingen van de hp 39g+, maar het geeft niet het label van de -menutoets weer.
Pagina 13
Annunciators Beschrijving Alpha geactiveerd voor de volgende toetsenbordinvoer. Om α te annuleren drukt u nogmaals op ((•)) Batterij bijna leeg. Bezig. Gegevens worden via infrarood of kabel verzonden. Het toetsenbord Menutoetsen Labels Menutoetsen Menutoetsen Apletbesturings- Cursor toetsen toetsen Lettertoets Shift-toets Enter-toets Aan de slag...
Pagina 14
• De toetsen op de bovenste rij heten menutoetsen. Hun betekenis is afhankelijk van de context – daarom hebben ze geen opdruk. De menutoetsen worden soms “zachte toetsen” genoemd. • De onderste regel van het scherm toont de labels met de huidige betekenis van de menutoetsen.
Pagina 15
Invoer-/ De invoer- en bewerkingstoetsen zijn: bewerkingstoetsen Toets Betekenis Als de rekenmachine aan staat, CANCEL annuleert u de huidige handeling door op te drukken. Druk op en dan op (uit) om de rekenmachine uit te zetten. Geeft toegang tot de functie die in het blauw boven een toets is afgedrukt.
Pagina 16
Toets Betekenis (Vervolg) Verplaatst de cursor op de display. Druk eerst op om naar het begin, einde, boven of onder te gaan. Geeft een menu weer met alle CHARS beschikbare tekens. Om er één te typen gebruikt u de pijltoetsen om het te markeren.
Pagina 17
Voor een kleine letter, drukt u op Voor een reeks letters houdt u tijdens het typen ingedrukt. HELPWITH De ingebouwde hulp van hp 39g+ is alleen in HOME (helpen bij) beschikbaar. Het levert syntaxis-hulp voor ingebouwde wiskundigefuncties. U krijgt toegang tot de opdracht HELPWITH door op...
Pagina 18
“Wiskundige functies volgens categorie” op pagina 11-2. T I P Wanneer u het MATH-menu, of een ander menu op de hp 39g+ gebruikt, komt u, zodra u op een lettertoets drukt, rechtstreeks bij de eerste menu-optie die met die letter begint.
Pagina 19
Menu’s Een menu biedt u een keuze aan items. Menu’s worden in één of twee kolommen weergegeven. • pijl op het scherm betekent dat eronder nog meer items zijn. • pijl op het scherm betekent dat erboven nog meer items zijn. Een menu zoeken •...
Pagina 20
Invoerformulieren Een invoerformulier toont verschillende informatievelden die u kunt bestuderen en definiëren. Nadat u een te bewerken veld hebt gemarkeerd, kunt u een getal (of uitdrukking) invoeren of bewerken. U kunt ook opties van een lijst selecteren ( ). Sommige invoerformulieren bevatten items die u moet aanvinken ( ).
Pagina 21
Instelling Opties Hoek- Hoekwaarden zijn: Graden. 360 graden in een cirkel. meting Radialen. 2π radianten in een cirkel. Gradiënten. 400 gradiënten in een cirkel. De hoekmodus die u instelt, is de hoekinstelling die zowel in HOME als ook in het huidige aplet wordt gebruikt.
Pagina 22
Instelling Opties (Vervolg) Decimaal- Punt of Komma. Geeft een getal teken weer als 12456.98 (Puntmodus) of als 12456,98 (Kommamodus). Puntmodus gebruikt komma’s om elementen in lijsten en matrices te scheiden en om functieargumenten te scheiden. Kommamodus gebruikt punten als scheidingstekens in deze contexten.
Pagina 23
U selecteert het aplet waarin u wenst te werken. Aplets komen van verschillende bronnen: • In de hp 39g+ ingebouwd (aanvankelijke aankoop). • Aplets die door het opslaan van bestaande aplets, die met specifieke configuraties zijn gewijzigd, worden gemaakt. Zie “Nieuwe aplets maken op basis van bestaande aplets”...
Pagina 24
T I P Op de website van HP kunt u documentatie met meer details en een begeleidend werkpapier voor studenten vinden. 1-14...
Pagina 25
Druk op , selecteer Quad Explorer, en druk daarna op . Het Quad Explorer-aplet opent in de modus , waarbij u de pijltoetsen, de toetsen en de toets gebruikt om de vorm van de grafiek te veranderen. De verandering van vorm wordt in de vergelijking uitgedrukt, die in de rechterbovenhoek van het scherm wordt weergegeven, terwijl de originele grafiek behouden wordt als vergelijking.
Pagina 26
Druk op , selecteer Trig Explorer en druk daarna op om het rechts getoonde scherm weer te geven. In deze modus bestuurt de grafiek de vergelijking. Door te drukken op transformeert de grafiek, terwijl deze transformaties in de vergelijking worden weerspiegeld. De toets met het label Origin (oorsprong) is een schakeltoets tussen...
Pagina 27
Apletbibliotheek Aplets worden in de apletbibliotheek opgeslagen. Het openen van een Druk op voor een weergave van het aplet apletbibliotheekmenu. Selecteer het aplet en druk op Vanuit een aplet kunt u op elk moment naar HOME terugkeren door te drukken op Apletweergaven Als u een aplet hebt geconfigureerd om de relatie of data die u wilt onderzoeken, te definiëren, kunt u deze in...
Pagina 28
Numerieke Druk op voor de Numerieke weergave van het aplet. weergave In dit beeld worden de door u gedefinieerde functies in tabelformaat weergegeven. Raadpleeg “Over de numerieke weergave” op pagina 2-18 voor meer informatie. Curve- Het menu VIEWS bevat de Curve-Tabelweergave. Tabelweergave Selecteer Plot-Table Verdeelt het beeld in de...
Pagina 29
Opmerkingenw Druk op voor de opmerkingenweergave van NOTE het aplet. eergave Deze opmerking wordt samen met het aplet verzonden als het naar een andere rekenmachine of naar een computer wordt verzonden. Een opmerkingenweergave bevat tekst als aanvulling op een aplet. Raadpleeg “Opmerkingen en schetsen”...
Pagina 30
). Hier voert u alle berekeningen uit en hebt u toegang tot alle bewerkingen. Uitdrukkingen • U voert een uitdrukking in de hp 39g+ in dezelfde links-naar-rechts-volgorde zoals u de uitdrukking zou invoeren schrijven. Dit heet algebraïsche invoer. • Om functies in te voeren, selecteert u de toets of het MATH-menuitem voor die functie.
Pagina 31
• Druk op om de uitdrukking in de bewerkingsregel (waar de cursor knippert) te evalueren. Een uitdrukking kan getallen, functies en variabelen bevatten. – 14 8 --------------------------- - Voorbeeld Bereken 3 – Lange resultaten Als het resultaat te lang is en niet op de weergaveregel past, of als u een uitdrukking wilt zien zoals in een boek, dan drukt u op om het te markeren en daarna op...
Pagina 32
De rekenmachine zal het automatisch invoegen. Ronde haakjes zijn ook belangrijk om de bewerkingsvolgorde aan te geven. Zonder ronde haakjes berekent de hp 39g+ volgens de volgorde van de algebraïsche prioriteiten (het volgende onderwerp). Hieronder vindt u enkele voorbeelden die ronde haakjes gebruiken.
Pagina 33
8. OR en XOR (of en xof). 9. Linker argument van | (waarbij). 10.Gelijk aan, =. Grootste en Het kleinste getal dat de hp 39g+ kan weergeven is –499 kleinste getallen 1 × 10 (1E–499). Een kleiner resultaat wordt als nul weergegeven.
Pagina 34
Voorgaande De HOME-display ( ) toont u vier regels van de invoer/uitvoer-geschiedenis. Een onbeperkt (behalve via resultaten geheugen) aantal van voorgaande regels worden via het gebruiken rollen weergegeven. U kunt elk van deze waarden of uitdrukkingen herstellen en opnieuw gebruiken. invoer Uitvoer Laatste...
Pagina 35
Het laatste resultaat kunt u als de eerste uitdrukking in de bewerkingsregel gebruiken, zonder te drukken op . Druk op , of , (of andere handelingen die een voorgaand argument vereisen) om automatisch voor de operator in te voeren. U kunt een andere uitdrukking of waarde in het HOME- display opnieuw gebruiken, door de uitdrukking (met behulp van de pijltoetsen) te markeren en daarna op te drukken.
Pagina 36
2. Sla het resultaat op in de A variabele. 3. Voer een andere berekening uit met de A variabele. De scherm- Het drukken op schakelt de mogelijkheid balk in de schermgeschiedenis in. Terwijl de gemarkeerde balk geschiedenis actief is, zijn de volgende menu- en toetsenbordtoetsen openen erg nuttig: Toets...
Pagina 37
Breuken gebruiken Om met breuken in HOME te werken, stelt u de getalweergave als volgt in op Breuken: Breukmodus 1. In HOME opent u het invoerformulier HOME MODES. instellen MODES 2. Selecteer Number Format, druk op om de opties weer te geven en markeer Fraction. 3.
Pagina 38
Breukprecisie De instelling breukprecisie bepaalt de precisie waarmee de hp 39g+ een decimale waarde in een breuk omzet. instellen Hoe hoger de ingestelde precisiewaarde is, hoe dichter de breuk bij de decimaalwaarde komt. Door een precisie van 1 te kiezen, zegt u dat de breuk maar 0,234 tot minstens 1 decimale plaats (3/13 is 0,23076…) hoeft te zijn.
Pagina 39
Breukberekenin Als u breuken invoert: • U gebruikt de toets om de teller en de noemer van de breuk van elkaar te scheiden. • Om een gemengde breuk zoals bijvoorbeeld 1 te voeren, dient u deze als (1+ ) in te voeren. Zo voert u bijvoorbeeld de volgende berekening uit: 1.
Pagina 40
6 ingesteld. Complexe getallen Complexe De hp 39g+ kan een complex getal als uitkomst voor resultaten bepaalde wiskundefuncties retourneren. Een complex getal verschijnt als een geordend paar (x, y), waarbij x het imaginaire deel is. Als u bijvoorbeeld 1 –...
Pagina 41
, vul de variabele in waar u het getal in wilt opslaan en druk Catalogi en editors De hp 39g+ heeft verschillende catalogi en editors. U kunt ze gebruiken om objecten te maken en te manipuleren. Zij hebben toegang tot eigenschappen en opgeslagen waarden (getallen, tekst of andere items) die van de aplets afhankelijk zijn.
Pagina 42
Catalogus/Editor Inhoud (Vervolg) Eén- en tweedimensionale Matrix ( matrices. In HOME worden MATRIX matrices ingesloten tussen []. Zie Hoofdstuk 13 “Matrices”. Notepad Opmerkingen (korte (=kladblok) tekstinvoeringen). Zie Hoofdstuk 15 “Opmerkingen en NOTEPAD schetsen”. Programmeren Programma’s die u maakt, of die verbonden zijn met door de PROGRM gebruiker gedefinieerde aplets, Hoofdstuk 16 “Programmeren”.
Pagina 43
Aplets en hun weergaven Aplet-weergaven Deze paragraaf onderzoekt de opties en functionaliteit van de drie hoofdweergaven voor de Functie-, Polaire, Parametrische en Reeks-aplets: Symbolische, Grafische en Numerieke weergaven. Over de Symbolische weergave De Symbolische weergave is de bepalende weergave voor de Functie-, Parametrische, Polaire en Reeks-aplets. De andere weergaven worden aan de symbolische uitdrukking ontleend.
Pagina 44
De uitdrukkingen worden bij het invoeren geselecteerd (aangevinkt). Om een uitdrukking te deselecteren, drukt u op . Alle geselecteerde uitdrukkingen zijn in een grafiek ondergebracht. – Voor een Functiedefinitie voert u een uitdrukking in om F(X) te definiëren. De enige onafhankelijke variabele in de uitdrukking is X.
Pagina 45
Uitdrukkingen evalueren In aplets In de Symbolische weergave is een variabele alleen maar een symbool. Deze vertegenwoordigt geen specifieke waarde. Om een functie in de Symbolische weergave te evalueren, drukt u op . Als de ene functie een andere functie oproept, zal alle referenties omzetten naar andere functies met betrekking tot hun onafhankelijke variabele.
Pagina 46
In HOME U kunt een uitdrukking ook in HOME evalueren deze in de bewerkingsregel in te voeren en op drukken. Bijvoorbeeld, definieer F4 zoals hieronder. In HOME typt u F4(9)en drukt u op . Hiermee evalueert u de uitdrukking, waarbij 9 de plaats vervangt van X in F4. SYMB- De volgende tabel geeft details over de menutoetsen waarmee u in de Symbolische weergave werkt.
Pagina 47
Toets Betekenis (Vervolg) Verandert alle referenties naar andere definities ten opzichte van variabelen en evalueert alle rekenkundige uitdrukkingen. Geeft een menu weer om namen van variabelen of de inhoud van variabelen in te voeren. Geeft het menu weer voor het invoeren van wiskundige bewerkingen.
Pagina 48
– Als er een optie is die u kunt kiezen, drukt u op . Markeer uw keuze en druk op . Als u een snelkoppeling kunt kiezen, markeert u het te wijzigen veld en drukt u op om door de opties te bladeren. –...
Pagina 49
Veld Betekenis (Vervolg) Horizontale spatiëring voor XTICK vinkjes. Verticale spatiëring voor vinkjes. YTICK Deze items met ruimte voor een vinkje zijn instellingen die u aan of uit kunt schakelen. Druk op om de tweede pagina weer te geven. Veld Betekenis Als er meer dan één relatie in een SIMULT curve wordt verwerkt, dient u dit...
Pagina 50
De grafiek bestuderen Curveweergave biedt u een aantal toetsen en menutoetsen om een grafiek verder te bestuderen. De opties variëren naargelang de aplet. Toetsen PLOT- De volgende tabel geeft details over de toetsen waarmee u in de grafiek werkt. weergave Toets Betekenis Wist de curve en assen.
Pagina 51
Toets Betekenis Opent een invoerformulier waar u een X (of T of N of θ) waarde kunt invullen. Voer de waarde in en druk . De cursor springt naar het punt op de grafiek dat u hebt ingevoerd. Alleen een functie-aplet: activeert een menulijst voor de functies die de kern zoeken (zie “Grafiek analyseren met FCN-functies”...
Pagina 52
Om het tekenen Als de menulabels niet worden weergegeven, drukt u aan/uit te zetten eerst op • Schakel de tekenmodus uit door op drukken. • Schakel de tekenmodus in door op te drukken. • Om de coördinatenweergave uit te schakelen, drukt u Binnen een Eén van de opties van de menutoetsen is zoomen tekent de curve opnieuw op een grotere of...
Pagina 53
Optie Betekenis Vermenigvuldigt de horizontale X-Zoom Out schaal met gebruik van de X-factor. Deelt alleen de verticale schaal met Y-Zoom In gebruik van de Y-factor. Vermenigvuldigt alleen de verticale Y-Zoom Out schaal met gebruik van de Y-factor. Verandert de verticale schaal zodat Square hij overeenkomt met de horizontale schaal.
Pagina 54
Optie Betekenis Stelt alleen de schaal van de Integer horizontale as opnieuw in, zodat elke pixel overeenkomt met 1 eenheid. (Niet beschikbaar voor Reeks- of Statistische aplets.) Stelt de schaal van de horizontale Trig as opnieuw in zodat 1 pixel overeenkomt met π/24 radialen, 7,58, of gradiënten;...
Pagina 55
Opmerking: Druk op om naar de onderkant van de zoomlijst te gaan. Uitzoomen: Nu zoomen ongedaan maken X-Inzoomen: X-zoom In Nu zoomen ongedaan maken X-Uitzoomen: X-zoom Out Nu zoomen ongedaan maken Y-inzoomen: Y-zoom In Nu zoomen ongedaan maken Y-uitzoomen: Y-zoom Out Vierkant zoomen: Square Aplets en hun weergaven...
Pagina 56
Op kader zoomen Met de optie Op kader zoomen kunt u een kader tekenen rond het gebied waarop u wilt inzoomen. U doet dit door de eindpunten van één diagonaal van de zoomdriehoek te selecteren. 1. Indien nodig, drukt u op om de labels van de menutoetsen in te schakelen.
Pagina 57
Andere weergaven voor schalen en splitsen van de grafiek Het menu voor de vooraf ingestelde weergaveopties ) bevat opties om de curve opnieuw te tekenen met bepaalde vooraf gedefinieerde instellingen. Dit is een snelkoppeling om de instellingen van de Curveweergave te wijzigen. Als u bijvoorbeeld een trigonometrische functie hebt gedefinieerd, kunt u Trig selecteren om uw functie op een trigonometrische schaal in een curve weer te geven.
Pagina 58
Optie Betekenis Stelt voor beide assen de schaal zo Decimal in, dat elke pixel overeenkomt met 0,1 eenheid. Stelt de standaardwaarden voor XRNG opnieuw in (–6,5 tot 6,5) en YRNG (–3,1 tot 3,2). (Niet bij Reeks- of Statistische aplets.) Stelt alleen de schaal van de Integer horizontale as opnieuw in, waarbij elke pixel overeenkomt met 1...
Pagina 59
– verplaatst de cursor die uiterst links ligt naar de linkerrand van het scherm en verplaatst de cursor die uiterst rechts ligt, naar de rechterrand van het scherm. – menutoets kopieert de rechtercurve naar de linkercurve. 3. Om het splitsen van het scherm ongedaan te maken, drukt u op .
Pagina 60
Trigonometrisch Gebruik trigonometrisch schalen als u een uitdrukking, schalen die trigonometrische functies bevat, in een curve verwerkt. Trigonometrische curves zullen de assen eerder op de punten kruisen die worden gefactoriseerd door π. Over de numerieke weergave Nadat u de uitdrukking of uitdrukkingen, die u in de Symbolische weergave wilt bestuderen, hebt ingevuld...
Pagina 61
– Snelkoppeling: Druk op de toets om de waarden van de curve-instelling te kopiëren naar NUMSTART en NUMSTEP. In feite kunt u met de menutoets de tabel doen overeenstemmen met de pixelkolommen in de grafische weergave. 2. Als u dit hebt gedaan, drukt u op om de cijfertabel te bekijken.
Pagina 62
De cijfertabel bestuderen menutoetsen De volgende tabel geeft details over de menutoetsen NUM-weergave waarmee u met de cijfertabel werkt. Toets Betekent Geeft de menulijst ZOOM weer. Schakelt tussen twee tekengroottes. Geeft de functie-uitdrukking weer die de gemarkeerde kolom bepaalt. Om deze weergave te annuleren, drukt u Binnen een tabel Het zoomen tekent de cijfertabel opnieuw met meer of...
Pagina 63
Optie Betekenis Wijzigt intervallen voor Trig onafhankelijke variabele naar π/ 24 radialen of 7,5 graden of 8 gradiënten. Begint met nul. Brengt de weergave terug naar de Un-Zoom voorgaande zoom. De weergave rechts is een ingezoomd beeld van de weergave links. De ZOOM -factor is 4. T I P Om in de tabel naar de waarde van een onafhankelijke variabele te springen, gebruikt u de pijltoetsen om de...
Pagina 64
3. Open de Numerieke weergave ( 4. Verwijder bestaande gegevens uit de tabel CLEAR 5. Vul de onafhankelijke waarden in de linkerkolom in. Typ een getal in en druk op . U hoeft ze niet in volgorde in te voeren, want de functie ze opnieuw rangschikken.
Pagina 65
Toets Betekenis Geeft de bepalende functie- uitdrukking weer voor de gemarkeerde kolom. Verwijdert de gemarkeerde rij. Verwijdert alle gegevens uit de CLEAR tabel. Voorbeeld: een cirkel grafisch weergeven Teken de cirkel x = 9. Eerst opnieuw ordenen zodat ± – het wordt: Om zowel de positieve als negatieve y waarden grafisch weer te geven, dient u twee vergelijkingen als volgt te...
Pagina 66
3. Teken de twee functies en verberg het menu zodat u de hele cirkel kunt zien. 4. Stel de numerieke instellingen opnieuw in op de standaardinstellingen. SETUP CLEAR 5. Toon de functies in numerieke vorm. 2-24 Aplets en hun weergaven...
Pagina 67
Functie-aplet Over het Functie-aplet Met een Functie-aplet kunt u maximaal 10 reële-, rechthoekige functies y ten opzichte van x bestuderen. Bijvoorbeeld Zodra u een functie hebt gedefinieerd, kunt u: • grafieken maken om wortels, afgesneden stukken curve, hellingen, getekende gebieden en extremen te vinden.
Pagina 68
De Symbolische weergave is de bepalende weergave voor de Functie-, Parametrische, Polaire en Sequentie-aplets. De andere weergaven worden aan de symbolische uitdrukking ontleend. Definieer de 2. Op het Symbolische beeldscherm van het Functie- aplet zijn 10 velden voor het definiëren van de uitdrukkingen functies.
Pagina 69
De grafiek 5. Maak de grafiek. maken De schaal 6. U kunt de schaal veranderen zodat u meer of minder veranderen van uw grafieken ziet. In dit voorbeeld dient u te kiezen voor Auto Scale. (Zie “VIEWS-menuopties” op pagina 2-15 voor een beschrijving van Automatisch schalen).
Pagina 70
Grafiek 9. Geef het menu van de Curveweergave weer. analyseren met FCN-functies Vanuit het menu van de Curveweergave, kunt u de functie op het FCN-menu gebruiken om te zoeken naar wortels, intersecties, hellingen en gebieden voor een functie die in de Functie-aplet is gedefinieerd (en elke andere op functie gebaseerde aplets).
Pagina 71
Om de intersectie 11.De intersectie van de twee functies vinden. van de twee functies te vinden 12.Kies de lineaire functie waarvan u de intersectie met de kwadratische functie wilt vinden. De coördinaten van het intersectiepunt worden onder in het scherm weergegeven.
Pagina 72
1 – 15.Verplaats de cursor naar door op de toets te drukken. 16.Druk op om het gebruik te accepteren van F2(x) = (x + 3) – 2 als de andere grens voor de integraal. 17. Kies de eindwaarde voor x. De cursor springt naar x = –2 op de lineaire functie.
Pagina 73
T I P De Wortel- en Extreemfuncties geven maar één waarde, zelfs als de functie meer dan één wortel of extreme waarde heeft. De functie zoekt de waarde die het dichtst bij de positie van de cursor ligt. U dient de cursor opnieuw te verplaatsen om andere wortels en extreme waarden te vinden die er kunnen zijn.
Pagina 74
Navigeren In een 24. Ga naar X = –5,9. tabel 6 keer Rechtstreeks naar 25. Ga rechtstreeks naar X = 10. een waarde gaan Voor toegang tot de 26. Zoom in op X = 10 met een factor van 4. Opmerking: zoomopties NUMZOOM heeft een instelling van 4.
Pagina 75
Interactieve analyse Functie-aplet Vanuit de Curveweergave ( ), kunt u de functies van het FCN-menu gebruiken om te zoeken naar wortels, intersecties, hellingen en gebieden voor een functie die in het Functie-aplet wordt gedefinieerd (en elke andere op een functie gebaseerde aplet). Zie “FCN-functies” op pagina 3-10.
Pagina 76
Voor toegang tot FCN-variabelen in de Symbolische weergave in de Functie-aplet: Selecteer Plot FCN om een variabele te kiezen FCN-functies De FCN-functies zijn: Functie Beschrijving Selecteer Root om te zoeken Root naar de wortel van de huidige functie die het dichtst bij de cursor ligt.
Pagina 77
Functie Beschrijving Selecteer Slope om de Slope numerieke afgeleide op de huidige positie van de cursor te vinden. Het resultaat wordt in een variabele opgeslagen die SLOPE wordt genoemd. Selecteer Signed area om de Signed area numerieke integraal te vinden. (Als u twee of meer uitdrukkingen hebt aangevinkt, zult u worden gevraagd de tweede uitdrukking...
Pagina 78
3. Druk op om de functies grafisch weer te geven. 4. Druk op om de cursor naar het beginpunt van het gebied te brengen, dat u wilt arceren. 5. Druk op 6. Druk op , selecteer daarna Signed area en druk op 7.
Pagina 79
≤ CHARS > CHARS ≤ 1 CHARS > 1 CHARS Opmerking: U kunt de menutoets gebruiken als hulp bij het invoeren van vergelijkingen. Dit heeft hetzelfde effect als wanneer u drukt op Functie-aplet 3-13...
Pagina 81
Parametrische aplet Over het Parametrische aplet Met het parametrische aplet kunt u parametrische vergelijkingen bestuderen. Dit zijn vergelijkingen waarin zowel x als y zijn gedefinieerd als functies van t. Zij f t ( ) g t ( ) nemen de vormen aan.
Pagina 82
Eenheid voor 3. Stel de eenheid graden in. trigonometrisch MODES e functies instellen Selecteer Degrees Curve instellen 4. Geef de grafische opties weer. PLOT Het invoerformulier van de Curve-instelling heeft twee velden die niet in de functie-aplet zijn opgenomen, TRNG en TSTEP. TRNG bepaalt het bereik van t - waarden.
Pagina 83
Curve 8. Een driehoeksgrafiek boven de bestaande cirkelgrafiek weergeven. overlappen PLOT Select Overlay Plot Er wordt een driehoek in plaats van een cirkel weergegeven (zonder de vergelijking te veranderen), omdat de gewijzigde waarde van TSTEP ervoor zorgt dat de grafisch weergegeven punten 120°...
Pagina 84
U kunt de tabel bestuderen met behulp van , uw eigen tabel bouwen en de functie Scherm splitsen die beschikbaar is in de Functie-aplet kiezen. Raadpleeg “De cijfertabel bestuderen” op pagina 2- 20 voor meer informatie. Parametrische aplet...
Pagina 85
Polaire aplet Beginnen met het Polaire aplet Het Polaire aplet 1. Open het Polaire aplet. openen Selecteer Polar Net als de Functie- aplet, wordt de Polaire aplet geopend in de Symbolische weergave. De uitdrukking 2. Definieer de polaire vergelijking definiëren θ...
Pagina 86
De uitdrukking 4. De uitdrukking grafisch weergeven. grafisch weergeven De grafiek 5. De labels van menutoetsen van de Curveweergave tonen. bestuderen De beschikbare opties van de Curveweergave zijn dezelfde als deze van het Functie-aplet. Raadpleeg “De grafiek bestuderen” op pagina 2-8 voor meer informatie. De getallen 6.
Pagina 87
Reeks-aplet Over de Reeks-aplet Met de Reeks-aplet kunt u reekss bestuderen. U kunt een reeks definiëren die bijvoorbeeld U1 heet: • ten opzichte van n • ten opzichte van U1 (n–1) • ten opzichte van U1 (n–2) • ten opzichte van een andere reeks, bijvoorbeeld U2 •...
Pagina 88
De uitdrukking 2. Definieer de Fibonacci-reeks, waarin elke term (na de eerste twee) de som is van de twee voorgaande definiëren termen: > voor – – In de Symbolische weergave van de Reeks-aplet dient u het veld U (1) te markeren en beginnen met het definiëren van uw reeks.
Pagina 89
5. In de Curve-instelling, stelt u de SEQPLOT -optie in op Cobweb. SETUP PLOT Selecteer Cobweb De tabel 6. Geef de waardentabel voor dit voorbeeld weer. weergeven Reeks-aplet...
Pagina 91
Solve-aplet Over de Solve-aplet De Solve-aplet lost een vergelijking of een uitdrukking op voor een onbekende variabele. U definieert een vergelijking of een uitdrukking in de Symbolische weergave. Daarna levert u de waarden voor alle variabelen behalve voor één in de numerieke weergave. Oplossen werkt alleen met reële getallen.
Pagina 92
U kunt de vergelijking zo vaak als u wilt oplossen, met nieuwe waarden voor de bekende, en door het markeren van verschillende onbekende waarden. Opmerking: Het is onmogelijk om meer dan één variabele tegelijk op te lossen. Gelijktijdige lineaire vergelijkingen, bijvoorbeeld, dient u met behulp van matrices of grafieken op te lossen in de Functie-aplet.
Pagina 93
Voer bekende 3. Het scherm met de numerieke weergave van Solve weergeven. variabelen in 4. Voer de waarden in voor de bekende variabelen. 1 0 0 T I P Als de instelling Decimaalteken in het invoerformulier Modi ( modes) op Komma is ingesteld, gebruik in plaats van De onbekende 5.
Pagina 94
De vergelijking De Curveweergave toont één grafiek voor elke kant van de geselecteerde vergelijking. U kunt elke grafisch variabele als de onafhankelijke variabele kiezen. weergeven De huidige vergelijking is V + 2AD. Eén van deze is Y = V , met V=27,78, dat wil zeggen, Y=771,7284.
Pagina 95
Toetsen NUM-weergave van Solve-aplet Toetsen NUM-weergave van het Solve-aplet zijn: Toets Betekenis Kopieert de gemarkeerde waarde voor bewerking naar de bewerkingsregel. Druk op wanneer u klaar bent. Geeft een bericht over de oplossing weer (zie “Resultaten interpreteren” op pagina 7-7). Geeft andere pagina’s variabelen weer, als die er zijn.
Pagina 96
Een eerste schatting gebruiken Normaal gesproken kunt u een snellere en nauwkeurigere oplossing krijgen als u een geschatte waarde voor de onbekende variabele kunt leveren, voordat u drukt op . Solve begint bij de eerste schatting naar een oplossing te zoeken. Voor het grafisch weergeven, dient u ervoor te zorgen dat de onbekende variabele is gemarkeerd in de numerieke weergave.
Pagina 97
Resultaten interpreteren Nadat Solve een oplossing heeft gegeven, drukt u in de Numerieke weergave op voor meer informatie. U zult één van de volgende drie berichten zien. Druk op om het bericht te wissen. Bericht Voorwaarde Zero Het solve-aplet heeft een punt gevonden waar de waarde van de vergelijking (of de wortel van de uitdrukking) nul is, binnen de...
Pagina 98
Als Solve geen oplossing kan vinden, zult u één van de volgende twee berichten zien. Bericht Voorwaarde Bad Guess(es) De aanvankelijke schatting ligt buiten het vergelijkingsdomein. Daarom was de oplossing geen reëel getal of heeft deze een fout veroorzaakt. Constant? De vergelijkingswaarde is op elk getest punt dezelfde.
Pagina 99
Grafisch afbeelden om schattingen te vinden De hoofdreden voor het grafisch afbeelden in het Solve- aplet, is u te helpen bij het zoeken naar aanvankelijke schattingen en oplossingen voor de vergelijkingen met moeilijk te vinden, of meervoudige oplossingen. Beschouw de vergelijking van de beweging voor een versnellend voorwerp: waarbij X de afstand is, V de aanvankelijke snelheid, T...
Pagina 100
3. Gebruik de Curveweergave om een aanvankelijke schatting te zoeken voor T. Stel eerst de geschikte X- en Y- bereiken in de Curve-instelling in. Met vergelijking X=V x T + A x T /2 zal de curve twee grafieken maken: één voor Y = X en één voor Y=V x T + A x T .
Pagina 101
7. Zorg dat de T waarde is gemarkeerd en los de vergelijking op. Gebruik deze vergelijking om een andere variabele, zoals snelheid, op te lossen. Hoe snel dient de aanvankelijke snelheid van een voorwerp te zijn om zich binnen 3 seconden 50 m te verplaatsen? Veronderstel dezelfde versnelling van 4 m/ .
Pagina 102
Met dit gemeenschappelijk gebruik kunt u op verschillende plaatsen (zoals HOME en het Solve-aplet) aan hetzelfde probleem werken, zonder dat u de waarde hoeft bij te werken wanneer het opnieuw wordt berekend. T I P Als de Solve-aplet bestaande variabele waarden gebruikt, zoek dan naar bestaande variabele waarden, die het oplossingsproces kunnen beïnvloeden.
Pagina 103
Statistisch aplet Over het Statistische aplet Het Statistische aplet kan tegelijkertijd maximaal 10 datasets opslaan. Het kan statistische analyses van één of twee variabelen van één of meer datasets uitvoeren. Het Statistische aplet begint met de Numerieke weergave die wordt gebruikt om gegevens in te voeren. De Symbolische weergave wordt gebruikt om aan te geven welke kolommen gegevens bevatten en welke kolom frequenties bevat.
Pagina 104
Adverteerminuten Resulterende verkoop ($) (onafhankelijk, x) (afhankelijk, y) 1400 1100 2265 2890 2200 Het Statistisch 1. Open het Statistisch aplet en verwijder bestaande aplet openen gegevens door op te drukken. Selecteer Statistics 1VAR/2VAR Het Statistische aplet menutoetslabel begint in de Numerieke weergave.
Pagina 105
Data invoeren 3. Voer de data in de kolommen in. om naar de volgende kolom te gaan 1400 1100 2265 2890 2200 Kies aangepaste 4. Selecteer een aanpassing in de weergave en gegevens- Symbolische instelling. kolommen SETUP SYMB Selecteer Linear U kunt tot vijf onderzoeken creëren voor gegevens met twee variabelen, genaamd S1 tot S5.
Pagina 106
7. Rol naar beneden om de waarde voor de correlatiecoëfficiënt weer te geven (CORR). De CORR -waarde geeft aan in hoeverre het lineaire model bij de gegevens past. 9 keer De waarde is 0,8995. Curve instellen 8. Verander het curvebereik om er zeker van te zijn dat alle datapunten in de curve worden verwerkt (en selecteer, indien gewenst een andere puntmarkering).
Pagina 107
12.Geef de vergelijking voor de beste lineaire aanpassing weer. om naar het veld FIT1 te gaan De volledige FIT1 uitdrukking wordt getoond. De helling (m) is 425,875. Het y-snijpunt (b) is 376,25. Waarden 13.Om het voorspelde verkoopcijfer te vinden als het adverteren tot 6 minuten vermeerderd zou worden: voorspellen S (voor het...
Pagina 108
15.Spring naar het aangegeven punt op de regressielijn. Bekijk de voorspelde y-- waarde in de linkerhoek onder in het scherm. Statistische gegevens invoeren en bewerken De Numerieke weergave ( ) wordt gebruikt om gegevens in het Statistische aplet in te voeren. Elke kolom vertegenwoordigt een variabele met de naam C0 tot C9.
Pagina 109
Toets Betekenis (Vervolg) Sorteert de aangegeven onafhankelijke gegevenskolom in stijgende of dalende volgorde en herschikt vervolgens een aangegeven afhankelijke (of frequentie) gegevenskolom. Schakelt tussen grotere en kleinere tekengrootten. Hiermee schakelt u tussen statistieken voor één variabele of twee variabelen. Deze instelling beinvloedt de statistische berekeningen en curves.
Pagina 110
Voorbeeld U meet de lengte van de studenten in een klaslokaal om de gemiddelde lengte te vinden. De eerste vijf studenten hebben de volgende afmetingen 160 cm, 165 cm, 170 cm, 175 cm, 180 cm. 1. Open het Statistische aplet. Selecteer Statistics 2.
Pagina 111
4. Druk op om het statistische venster te sluiten en druk op de -toets om de datasetdefinities te zien. De eerste kolom geeft de verwante gegevenskolom voor elke datasetdefinitie aan. De tweede kolom geeft de constante frequentie aan, of de kolom die de frequenties bevat.
Pagina 112
Toets Betekenis Wist de gemarkeerde variabele of het huidige teken in de bewerkingsregel. Stelt de standaardspecificaties van CLEAR de datasets opnieuw in of verwijdert de bewerkingsregel (als deze actief is). Opmerking: Als wordt CLEAR gebruikt, dient u de datasets opnieuw te selecteren voordat u ze weer gebruikt.
Pagina 113
7. Voer de frequentiegegevens in die in de bovenstaande tabel worden getoond. 8. Geef de berekende statistieken weer. De gemiddelde lengte is ongeveer 167,63 9. Een histogramcurve opmaken voor de gegevens. SETUP PLOT Voer de informatie in die met uw gegevens overeenstemt.
Pagina 114
Data wissen • Als u één gegeven wilt wissen, markeert u het en drukt u op . De waarden onder de gewiste cel zullen één rij omhoog schuiven. • Om een gegevenskolom te wissen, markeert u een gegeven in die kolom en drukt u op CLEAR Selecteer de kolomnaam.
Pagina 115
• Selecteer een van de beschikbare aanpassingsopties in de weergave Symbolische instelling. • Vul uw eigen wiskundige uitdrukking in de Symbolische weergave in. Deze uitdrukking zal grafisch worden weergegeven, maar wordt niet op de gegevenspunten afgestemd. Hoekinstelling U kunt de modus hoekopmeting negeren, tenzij uw aanpassingsdefinitie (in de Symbolische weergave) een trigonometrische functie bevat.
Pagina 116
Aanpassingsmod Betekenis Past aan naar een kwadratische Quadratic curve, y = ax +bx+c. Heeft minstens drie punten nodig. Past aan naar een kubieke curve, Cubic y = ax +cx+d. Heeft minstens vier punten nodig. Past aan naar een logistieke curve, Logistic -------------------------- - –...
Pagina 117
Berekende statistieken Eén variabele Statistiek Definitie Σ Aantal gegevenspunten. Σ Som van gegevenswaarden (met hun frequenties). Σ Gemiddelde waarde van dataset. MEAN Σ Populatievariantie van dataset. PVAR Σ Steekproefvariantie van dataset. SVAR Standaard populatie-afwijkingen PSDEV van dataset. Standaard steekproefafwijking van SSDEV dataset.
Pagina 118
Twee variabelen Statistek Definitie Gemiddelde van x- MEANX (onafhankelijke) waarden. Som van x- waarden. Σ Som van x -waarden. Σ Gemiddelde van y- (afhankelijke) MEANY waarden. Som van y-waarden. Σ Som van y -waarden. Σ Som van elke xy. Σ Steekproef covariantie van SCOV onafhankelijke en afhankelijke...
Pagina 119
Curve U kunt een curve opzetten voor: opmaken • histogrammen ( • box-and-whisker plots ( • plots verspreiden ( Zodra u uw gegevens hebt ingevoerd ( ), uw dataset hebt gedefinieerd ( ), en uw pasmodel voor statistieken voor twee variabelen hebt gedefinieerd ), kunt u uw gegevens in een curve SETUP SYMB...
Pagina 120
Curvetypes Histogram Statistieken met één variabele. De cijfers onder de curve betekenen dat de huidige balk (waar de cursor is) bij 0 begint en bij 2 eindigt (2 niet inbegrepen) en dat de frequentie voor deze kolom (dat is het aantal gegevenselementen dat tussen 0 en 2 valt) 1 is.
Pagina 121
Een curve aan 2VAR-gegevens aanpassen Druk in de Curveweergave op . Hierdoor wordt er een curve getekend die overeenkomt met de dataset(s) van twee variabelen. Zie “De aanpassing kiezen” op pagina 8-13. De uitdrukking in Fit2 toont dat de helling=1,98082191781 en het y- snijpunt=2,2657 is.
Pagina 122
T I P Voor toegang tot de CORR en RELERR variabelen, nadat u een set statistieken grafisch hebt weergegeven, dient u te drukken op voor toegang tot de numerieke weergave en daarna op om de correlatiewaarden weer te geven. De waarden worden in de variabelen opgeslagen, zodra u de Symbolische weergave hebt geopend.
Pagina 123
Verbonden punten CONNECT (op de tweede pagina), wanneer aangevinkt, (2VAR) verbindt de datapunten met elkaar, zoals zij grafisch worden weergegeven. De resulterende lijn is niet de regressiecurve. De volgorde van de grafische weergave stemt overeen met de stijgende volgorde van onafhankelijke waarden.
Pagina 124
PLOT-beeldtoetsen van het Statistische aplet Toets Betekenis Wist de curve. CLEAR Biedt extra vooraf gedefinieerde weergaven voor het splitsen van het scherm, het overlappen van curves en het automatisch schalen van de assen. Verplaatst de cursor naar uiterst links of uiterst rechts. Geeft het menu ZOOM weer.
Pagina 125
Voorspelde waarden berekenen De functies PREDX en PREDY schatten (voorspellen) waarden voor X of Y waarbij voor de ander een hypothetische waarde wordt gegeven. De schatting wordt gemaakt op basis van de curve die werd berekend om te passen bij de data volgens de aangegeven aanpassing.
Pagina 127
Conclusie-aplet Over het Conclusie-aplet De conclusie-capaciteiten bevatten de berekening van betrouwbaarheidsintervallen en hypothesetesten op basis van de de Normale Z-verdeling of Student-t-verdeling. Gebaseerd op de statistieken van een of twee steekproeven, kunt u hypotheses testen en de betrouwbaarheidsintervallen voor de volgende hoeveelheden vinden: •...
Pagina 128
Het Conclusie- 1. Het Conclusie-aplet openen. aplet openen Selecteer Conclusie Het Conclusie-aplet wordt geopend in de Symbolische weergave. SYMB-weergavetoetsen van het Conclusie-aplet De tabel hieronder geeft een samenvatting van de beschikbare opties in de Symbolische weergave Hypothesetesten Betrouwbaarheidsintervallen Z: 1 µ, de Z-Test Z-Int: 1 µ, de op 1 gemiddelde betrouwbaarheidsinterval voor...
Pagina 129
Als u één van de hypothesetesten kiest, kunt u de alternatieve hypothese kiezen om tegenover de nulhypothese te testen. Voor elke test bestaan er drie mogelijke keuzes voor een alternatieve hypothese, die gebaseerd is op een kwantitatieve vergelijking tussen twee hoeveelheden. De nulhypothese is dat de twee hoeveelheden altijd gelijk zijn.
Pagina 130
De onderstaande tabel geeft in deze weergave een lijst weer van de velden voor ons huidige Z-Test: 1 µ voorbeeld. Veldnaam Definitie µ0 Verondersteld populatiegemiddelde σ Standaardafwijking van de populatie Steekproefgemiddelde Steekproefgrootte α Alfaniveau voor de test Aanvankelijk bevat elk veld reeds een waarde. Deze waarden vormen de voorbeelddatabase en worden in de -functie van dit aplet uitgelegd.
Pagina 131
Maak een 9. Een grafisch beeld van de testresultaten weergeven grafiek van de testresultaten Horizontale assen worden voor zowel de verdelingsvariabele als voor de teststatistiek geleverd. Een generieke klokcurve vertegenwoordigt de waarschijnlijke verdelingsfunctie. Verticale lijnen markeren de kritieke waarde(n) van de test en de waarde van de teststatistiek.
Pagina 132
Gegevens 2. Voer in de C1-kolom de willekeurige getallen in die door de rekenmachine zijn geproduceerd. invoeren T I P Als de instelling Decimaalteken in het invoerformulier Modus ( ) op Komma is ingesteld, gebruikt u MODES in plaats van 3.
Pagina 133
Conclusie- 7. Selecteer een conclusiemethode. methode selecteren Selecteer CONF INTERVAL 8. Selecteer een type verdelingsstatistiek. Selecteer T-Int: 1 µ De interval- 9. De intervalberekening instellen. Opmerking: De berekening standaardwaarden worden afgeleid van de steekproefgegevens van het voorbeeld van de online instellen hulp.
Pagina 134
11.Bepaal een betrouwbaarheidsinterval van 90% in het C: veld. om naar het C: veld te gaan. Numerieke 12. Het betrouwbaarheidsinterval in de Numerieke Weergave weergave tonen. Opmerking: De intervalinstelling is 0,5. weergeven Curveweergave 13.De betrouwbaarheidsinterval in de Curveweergave tonen tonen. U kunt van de tweede tekstregel aflezen dat het gemiddelde binnen het betrouwbaarheidsinterval van...
Pagina 135
één of twee populaties. De testen zijn op statistieken van steekproeven van de populaties gebaseerd. De hypothesetesten van hp 39g+ gebruiken de Normale Z-verdeling of de student t-verdeling om waarschijnlijkheden te berekenen. Eén-Steekproef Z-Test Menunaam Z–Test: 1 µ...
Pagina 136
Resultaten De resultaten zijn: Resultaat Beschrijving Test Z Statistiek Z-test. Prob Waarschijnlijkheid gekoppeld met de Z-Teststatistiek. Critical Z Grenswaarden van Z gekoppeld met het α door u geleverde niveau. Grenswaarden van vereist Critical door de α -waarde die u levert. Twee-Steekproeven Z-Test Menunaam Z–Test: µ1–µ2...
Pagina 137
Veldnaam Definitie σ2 Standaardafwijking van populatie 2. α Significantieniveau Resultaten De resultaten zijn: Resultaat Beschrijving Test Z Statistiek Z-test. Prob Waarschijnlijkheid gekoppeld aan de Z-Teststatistiek. Critical Z Grenswaarden van Z gekoppeld met het α door u geleverde niveau Eén-proportie Z-Test Menunaam Z–Test: 1π...
Pagina 138
Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Aantal successen in de steekproef. Steekproefgrootte. π Populatieproportie van successen. α Significantieniveau. Resultaten De resultaten zijn: Resultaat Beschrijving Test P Succesproporties in de steekproef. Test Z Statistiek Z-test. Prob Waarschijnlijkheid gekoppeld aan de Z-Test statistiek. Critical Z Grenswaarde van Z gekoppeld met het door u geleverde niveau.
Pagina 139
Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Gemiddelde van steekproef 1. Gemiddelde van steekproef 2. Grootte van steekproef 1. Grootte van steekproef 2. α Significantieniveau. Resultaten De resultaten zijn: Resultaat Beschrijving Test π1–π2 Verschil tussen de proporties van successen in de twee steekproeven.
Pagina 140
U kunt één van de volgende alternatieve hypotheses selecteren, tegenover welke u de nulhypothese kunt testen: µ :µ < µ :µ > :µ µ ≠ Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Steekproefgemiddelde. Standaardafwijking van steekproef. Steekproefgrootte. µ0 Hypothetisch populatiegemiddelde. α Significantieniveau.
Pagina 141
Twee-steekproef T-Test T-test: µ1 – µ2 Menunaam De Twee-steekproeven T-test wordt gebruikt wanneer de standaardafwijking van de populatie onbekend is. Op basis van statistieken van twee steekproeven, elk van een andere populatie, meet deze test de bewijskracht voor een geselecteerde hypothese tegen de nulhypothese. De nulhypothese is dat het verwachte gemiddelde gelijk is : µ...
Pagina 142
Grenswaarden van T gekoppeld aan het α-niveau dat u hebt ingevoerd Betrouwbaarheidsintervallen De berekeningen voor de betrouwbaarheidsintervallen die de hp 39g+ kan uitvoeren, zijn op de Normale Z- verdeling of de student t-verdeling gebaseerd. Eén-steekproef Z-interval Z-INT: µ 1 Menunaam Deze optie gebruikt de Normale Z-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval voor µte berekenen, het ware...
Pagina 143
Resultaten De resultaten zijn: Resultaat Beschrijving Critical Z Kritieke waarde voor Z. µ min Ondergrens voor µ. µ max Bovengrens voor µ. Twee-Steekproeven Z-interval Menunaam Z-INT: µ1– µ2 Deze optie gebruikt de Normale Z-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval te berekenen voor het verschil tussen de gemiddelden tussen twee populaties, µ...
Pagina 144
Eén-proportie Z-interval Z-INT: 1 π Menunaam Deze optie gebruikt de Normale Z-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval voor de succesproporties te berekenen in een populatie voor het geval waarin een steekproef van het formaat n, een aantal successen heeft, Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Telling steekproefsucces.
Pagina 145
Twee-Proporties Z-interval Z-INT: π1–π2 Menunaam Deze optie gebruikt de Normale Z-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval te berekenen voor het verschil tussen de succesproporties in twee populaties. Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Telling steekproef 1 succes. Telling steekproef 2 succes. Grootte van steekproef 1. Grootte van steekproef 2.
Pagina 146
Eén-steekproef T-interval T-INT: 1 µ Menunaam Deze optie gebruikt de student t-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval voor µ te berekenen, het ware gemiddelde van een populatie als de ware standaardafwijking van de populatie, σ, onbekend is. Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam Definitie Steekproefgemiddelde Standaardafwijking van de steekproef.
Pagina 147
Twee-Steekproeven T-interval T-INT: µ1 – µ2 Menunaam Deze optie gebruikt de student t-verdeling om een betrouwbaarheidsinterval te berekenen voor het verschil tussen de gemiddelden tussen twee populaties, µ − µ als de standaardafwijkingen van de populatie, σ en σ onbekend zijn. Invoeren De invoeren zijn: Veldnaam...
Pagina 149
Het scherm dat wordt weergegeven, toont de verschillende elementen die betrekking hebben op het oplossen van financiële problemen met behulp van uw hp 39g+ rekenmachine. Hierna vindt u achtergrondinformatie over en toepassingen op financiële berekeningen.
Pagina 150
Samengestelde interest is het proces waarbij de renteopbrengst van een gegeven kapitaal op specifieke samenstellingperioden wordt toegevoegd aan de hoofdsom. Het gecombineerde bedrag verdient dan rente aan een bepaald tarief. Financiële berekeningen met betrekking tot samengestelde interest, bevatten spaarrekeningen, hypotheken, pensioenfondsen, leningen en jaarrenten.
Pagina 151
Aan de andere kant toont het volgende cashflowdiagram een lening vanuit het standpunt van de kapitaalverschaffer: Equal payments Loan Equal periods Cashflowdiagrammen geven bovendien aan wanneer afbetalingen in relatie tot de samengestelde periodes worden uitgevoerd aan het begin of aan het einde van elke periode.
Pagina 152
Zoals deze cashflowdiagrammen suggereren, zijn er vijf TVM-variabelen: Het totaal aantal samengestelde periodes of afbetalingen. I%YR De nominale jaarlijkse rentevoet (of investeringsquote). Deze koers wordt door het aantal afbetalingen per jaar (P/ YR = B/JR) gedeeld om zo de nominale rentevoet per samengestelde periode te berekenen - welke de rentevoet is die in feite in TVM-berekeningen wordt gebruikt.
Pagina 153
TVM-berekeningen 1. Start de Financial Solver zoals aan het begin van uitvoeren deze paragraaf wordt aangegeven. 2. Gebruik de pijltjestoetsen om de verschillende velden te markeren en voer de bekende variabelen in de TVM-berekeningen in. Druk op de softmenu-toets na het invoeren van elke bekende waarde. Zorg dat voor minstens vier van de vijf TVM-variabelen (namelijk: N, I%YR, PV, PMT en FV) worden ingevoerd.
Pagina 154
• Vul de bekende TVM-variabelen in, zoals die in het diagram hierboven worden getoond. Uw invoerformulier dient er als volgt uit te zien: • Markeer het PMT-veld en druk op de softmenu-toets om een afbetaling van -351,17 te krijgen (dwz. PMT = -$315,17). •...
Pagina 155
• Vul de bekende TVM-variabelen in, zoals die in het diagram hierboven worden getoond. Uw invoerformulier voor het berekenen van maandelijkse terugbetalingen bij de 30-jarige hypotheek, dient er als volgt uit te zien: • Markeer het PMT-veld en druk op de softmenu-toets om een afbetaling van -948,10 te krijgen (dwz.
Pagina 156
3. Sla waarden op voor de TVM-variabelen I%YR, PV, PMT en FV op, die het afbetalingsschema definiëren. en vul het 4. Druk op de softmenu-toets aantal afbetalingen in die in deze reeks moeten worden afbetaald. 5. Druk op de softmenu-toets om een reeks afbetalingen af te lossen.
Pagina 157
Voorbeeld 4 - Aflossen van huishypotheek Geef voor de resultaten van Voorbeeld 3 de aflossing van de hypotheeklening weer voor de volgende 10 jaren. Druk eerst op de softmenu-toets . Behoud vervolgens de waarde 120 in het veld PAYMENTS (afbetalingen), en druk op de softmenu-toets om de resultaten te krijgen, zoals hieronder weergegeven.
Pagina 159
Wiskundige functies gebruiken Wiskundige functies De hp 39g+ bevat vele wiskundige functies. Deze functies zijn in categorieën gegroepeerd. De Matrixcategorie bevat bijvoorbeeld functies voor het manipuleren van matrices. De Waarschijnlijkheidscategorie (op het MATH-menu getoond als Prob.), bevat functies om met waarschijnlijkheid te werken.
Pagina 160
Een functie 1. Om het MATH-menu te openen drukt u op selecteren De categorieën verschijnen in alfabetische volgorde. Druk op om door de categorieën te rollen. Om rechtstreeks naar een categorie te springen, drukt u op de eerste letter van de categorienaam. Opmerking: U hoeft niet eerst op te drukken.
Pagina 161
Functies gangbaar bij toetsenbord en menu’s Deze functies zijn gangbaar bij het toetsenbord en MATH-menu. Voor een beschrijving, zie “π” π op pagina 11-8. Voor een beschrijving, zie “ARG” op pagina 11-7. ∂ ∂ Voor een beschrijving, zie “ ” op pagina 11-6.
Pagina 162
Functies op het toetsenbord De meest gebruikte functies zijn rechtstreeks vanaf het toetsenbord beschikbaar. Veel van de toetsenbordfuncties accepteren ook complexe getallen als argumenten. Optellen, Aftrekken, Vermenigvuldigen, Delen. Accepteert ook complexe getallen, lijsten en matrices. waarde1+ waarde2, enz. Natuurlijk exponentieel getal accepteert ook complexe getallen.
Pagina 163
Sinus, cosinus, tangens. Invoer en uitvoer zijn afhankelijk van het huidige hoekformaat (Graden, Radialen of Gradiënten). SIN(waarde) COS(waarde) TAN(waarde) Voorbeeld TAN(45) retourneert 1(Gradenmodus). –1 x. Uitvoerbereik ligt tussen –90° en 90°, Arcsinus: sinus ASIN –π/2 en π/2, of –100 en 100 gradiënten. Invoer en uitvoer zijn afhankelijk van het huidige hoekformaat.
Pagina 164
Vierkantswortel. Accepteert ook complexe getallen. waarde Voorbeeld retourneert 18 Negatie. Accepteert ook complexe getallen. –waarde Voorbeeld -(1,2) retourneert (-1,-2) Macht (x in de macht y). Accepteert ook complexe getallen. waarde^vermogen Voorbeeld 2^8 retourneert 256 Absolute waarde. Voor een complex getal is dit ABS(waarde) ABS((x,y)) Voorbeeld...
Pagina 165
Voorbeeld ∂ +3*s1) retourneert 2*s1+3 s1(s1 ∫ Integreert de uitdrukking tussen onder- en bovengrens naar de variabele van integratie. Om de bepaalde integraal te vinden, dienen beide grenzen een numerieke waarde (dwz. getallen of reële variabelen) te hebben. Om de onbepaalde integraal te vinden, moet één van de grenzen een formele variabele te zijn (s1, enz.).
Pagina 166
IM((3,4)) retourneert 4 Reëel deel, x, van een complex getal, (x,y). RE((x, y)) Voorbeeld RE((3,4)) retourneert 3 Constanten De hp 39g+ heeft een interne numerieke weergave voor deze constanten. Grontal van natuurlijke logaritme. Intern weergegeven als 2,71828182846. 1 – Imaginaire waarde voor , het complexe getal (0,1).
Pagina 167
Hyperbolische trigonometrie De hyperbolische trigonometrische functies kunnen ook complexe getallen als argumenten nemen. –1 ACOSH Inverse hyperbolische cosinus: cosh ACOSH(waarde) –1 ASINH Inverse hyperbolische sinus: sinh ASINH(waarde) –1 ATANH Inverse hyperbolische tangens: tanh ATANH(waarde) COSH Hyperbolische cosinus COSH(waarde) SINH Hyperbolische sinus. SINH(waarde) TANH Hyperbolische tangens.
Pagina 168
LNP1 Natuurlijke logaritme plus 1: ln(x+1). Deze is nauwkeuriger dan de natuurlijke logaritmefunctie, als x dicht bij nul is. LPN1(waarde) Lijstfuncties Deze functies werken op lijstgegevens. Zie “Lijstfuncties” op pagina 14-6. Lusfuncties De lusfuncties geven een resultaat weer nadat ze een uitdrukking een aantal keren evalueren.
Pagina 169
Σ Optelling. Zoekt de som van uitdrukking met betrekking tot de variabele van de initiële waarde tot de eindwaarde. Σ(variabele=initiële waarde, eindwaarde, uitdrukking) Voorbeeld Σ(C=1,5,C ) retourneert 55. Matrixfuncties Deze functies zijn voor matrixgegevens die in matrixvariabelen zijn opgeslagen. Zie “Matrixfuncties en -opdrachten”...
Pagina 170
POLYFORM Veeltermvorm. Creëert een veelterm in variabele1 vanuit uitdrukking. POLYFORM(uitdrukking, variabele1) Voorbeeld POLYFORM((X+1)^2+1,X) retourneert X^2+2*X+2. POLYROOT Wortels van veelterm. Retourneert de wortels voor de veelterm van de orde n met de aangegeven n+1 coëfficiënten. POLYROOT([coëfficiënten]) Voorbeeld Voor x –25x –26x+120: POLYROOT([1,2,-25,-26,120]) retourneert [2,-3,4,-5].
Pagina 171
Faculteit van een positief geheel getal. Voor niet-gehele getallen, ! = Γ(x + 1). Dit berekent de gammafunctie. waarde! PERM Aantal permutaties (waarbij rekening wordt gehouden met volgorde) van n zaken die r per keer kunnen worden genomen: n!/ (n–r)! PERM (n, r) Voorbeeld PERM(5,2) retourneert 20.
Pagina 172
UTPF Gegeven teller vrijheidsgraden van de boven-staart F- waarschijnlijkheid van Snedecor en noemer vrijheidsgraden (van de F-verspreiding) op waarde geëvalueerd. Retourneert de waarschijnlijkheid dat een willekeurige F-variabele van Snedecor groter is dan waarde. UTPF(teller, noemer, waarde) UTPN Boven-staart Normale waarschijnlijkheid gegeven gemiddelde en variatie, op waarde geëvalueerd.
Pagina 173
FLOOR Grootste geheel getal kleiner of gelijk aan waarde. FLOOR(waarde) Voorbeeld FLOOR(-3,2) retourneert -4 FNROOT Functie wortelzoeker (net als in het Conclusie-aplet). Zoekt de waarde voor de gegeven variabele waarbij defunctiewaarde het dichtst bij nul ligt. Gebruikt hypothese als initiële schatting. FNROOT(uitdrukking, variabele, hypothese) Voorbeeld FNROOT(M*9,8/600-1,M,1) retourneert...
Pagina 174
deel geheel getal. INT(waarde) Voorbeeld INT(23,2) retourneert 23 MANT Mantissa (significante cijfers) van waarde. MANT(waarde) Voorbeeld MANT(21.2E34) retourneert 2.12 Maximum. De grootste van twee waarden. MAX(waarde1, waarde2) Voorbeeld MAX(210,25) retourneert 210 Minimum. De kleinste van twee waarden. MIN(waarde1, waarde2) Voorbeeld MIN(210,25) retourneert 25 Modulus.
Pagina 175
%TOTAAL Totaal percentage : (100)y/x. Welk percentage van x is y. %TOTAL((x,y)) Voorbeeld %TOTAL(20,50) retourneert 250 RAD→DEG Radialen in graden. Zet waarde van radialen om in graden. RAD→DEG (waarde) Voorbeeld RAD→DEG(π) retourneert 180 ROUND Rondt waarde af naar decimaalplaatsen. Accepteert complexe getallen.
Pagina 176
XPON Exponent van waarde. XPON(waarde) Voorbeeld XPON(123,4) retourneert 2 Statistieken van twee variabelen Dit zijn functies voor het gebruik met statistieken van twee variabelen. Zie “Twee variabelen” op pagina 8-16. Symbolische functies De symbolische functies worden voor symbolische manipulaties van uitdrukkingen gebruikt. De variabelen kunnen formeel of numeriek zijn, maar het resultaat is over het algemeen in symbolische vorm (niet een getal).
Pagina 177
QUAD Lost vierkantsvergelijking =0 voor variabele op en retourneert een nieuwe uitdrukking, waar variabele=nieuweuitdrukking. Het resultaat is een algemene oplossing die zowel positieve als negatieve oplossingen weergeeft door de formele variabele S1 op te nemen om elk willekeurig symbool voor te stellen: + of –...
Pagina 178
QUOTE Sluit een uitdrukking uit die niet numeriek geëvalueerd mag worden. QUOTE(uitdrukking) Voorbeelden F1(X) slaat eerder de QUOTE(SIN(45)) uitdrukking SIN(45) op dan de waarde van SIN(45). Een andere methode is het afzonderen van de uitdrukking tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Bijvoorbeeld, X^3+2*X F1(X) plaatst de uitdrukking X^3+2*X in F1(X) in het Functie-aplet.
Pagina 179
> Groter dan. Retourneert 1 indien true, 0 indien false. waarde1>waarde2 ≥ Groter dan of gelijk aan. Retourneert 1 indien true, 0 indien false. waarde1≥waarde2 Vergelijkt waarde1 en waarde2. Retourneert 1 als zij beide niet-nul zijn, anders wordt 0 geretourneerd. waarde1 AND waarde2 IFTE Als uitdrukking true is, wordt de trueclause uitgevoerd, zo...
Pagina 180
Voor het uitvoeren van symbolische berekeningen, gebruiken bijvoorbeeld symbolische differentiaties en integraties, dient u formele namen te gebruiken. De hp 39g+ heeft zes formele namen beschikbaar, die u in symbolische berekeningen kunt gebruiken. Deze zijn S0 tot S5. Als u een berekening uitvoert die een formele naam bevat, zal de hp 39g+ geen vervangingen uitvoeren.
Pagina 181
Afgeleiden van functies vinden De hp 39g+ kan op sommige functies symbolische differentiatie uitvoeren. Er zijn twee manieren waarop u de hp 39g+ kunt gebruiken om afgeleiden van functies te vinden. • U kunt in HOME differentiaties uitvoeren door de formele variabelen S1 tot S5 te gebruiken.
Pagina 182
1. Voer de differentiatiefunctie in op de opdrachtregel en vervang X door S1. 2. Evalueer de functie. 3. Toon het resultaat. hp 39g+ Afgeleiden van Om de afgeleide van een functie in de Symbolische functies in de weergave van het Functie-aplet te vinden, definieert u...
Pagina 183
4. Druk op om het resultaat weer te geven. Opmerking: Gebruik de pijltoetsen om de volledige functie te bekijken. hp 39g+ U kunt ook alleen F1 x ( ) x ( ) definiëren De onbepaalde Bijvoorbeeld, voor het vinden van de onbepaalde integraal zoeken ∫...
Pagina 184
U kunt aldus bij het vervangen van X door S1 zien dat: ---- - ∫ --------------- – – ∂ X ( ) ∂ Dit resultaat is afgeleid door X=S1 en X=0 te substitueren in de originele uitdrukking, gevonden in stap 1.
Pagina 185
Een variabele is een object dat u in het geheugen maakt om gegevens te bewaren. De hp 39g+ heeft twee soorten variabelen: homevariabelen en apletvariabelen. • Homevariabelen zijn beschikbaar in alle aplets. U kunt bijvoorbeeld reële getallen opslaan in...
Pagina 186
toegankelijk zijn, kunt u gebruiken om variabelen zoals lijsten of matrices over te dragen tussen rekenmachines. Variabelen opslaan en weer oproepen U kunt nummers of uitdrukkingen van een voorgaande invoer of resultaat opslaan in variabelen. Numerieke Precisie Een nummer dat in een variabele wordt opgeslagen, wordt altijd opgeslagen als een 12-cijferige mantisse met een exponent van 3 cijfers.
Pagina 187
2. Plaats de markering op het resultaat dat u wilt opslaan. 3. Druk op om het resultaat naar de opdrachtregel te kopiëren. 4. Druk op 5. Vul een naam in voor de variabele. 6. Druk op om het resultaat op te slaan. U kunt de resultaten van een berekening ook rechtstreeks in een variabele opslaan.
Pagina 188
Het VARS-menu U gebruikt het VARS-menu om toegang te krijgen tot alle variabelen in de rekenmachine. Het VARS-menu wordt vervolgens gerangschikt volgens categorie. Voor elke categorie variabelen in de linkerkolom, vindt u in de rechterkolom een lijst van variabelen. U selecteert een categorie variabelen en selecteert daarna een variabele binnen de categorie.
Pagina 189
6. Druk op om de waarde of de naam op de opdrachtregel te plaatsen. Het geselecteerde object verschijnt op de opdrachtregel. Opmerking: U kunt het VARS-menu ook gebruiken om de namen of waarden van variabelen in programma’s in te voeren. Voorbeeld Dit voorbeeld toont hoe u het VARS-menu moet gebruiken om de inhoud van twee lijstvariabelen toe te voegen en...
Pagina 190
4. De gegevens voor L2 invoeren. 5. Druk op om toegang tot HOME te krijgen. 6. Het variabelenmenu openen en L1 selecteren. 7. Kopieer het naar de opdrachtregel. Opmerking: Omdat de optie gemarkeerd is, wordt de naam van de variabele, en niet de inhoud, naar de opdrachtregel gekopieerd.
Pagina 191
Home- Het is onmogelijk om gegevens van één type op te slaan in een variabele van een ander type. U gebruikt variabelen bijvoorbeeld, de Matrixcatalogus om matrices te creëren. U kunt tot tien matrices creëren en u kunt deze opslaan in variabelen M0 tot M9.
Pagina 192
Categorie Beschikbare naam (Vervolg) Kladblok Kladblokvariabelen slaan opmerkingen op. Programma Programmavariabelen slaan programma’s op. A tot en met Z en θ. Reëel Bijvoorbeeld, 7,45 Aplet- Apletvariabelen slaan waarden op die voor een bepaalde aplet uniek zijn. Deze bevatten symbolische variabelen uitdrukkingen en vergelijkingen (zie hieronder), instellingen voor Curve- en Numerieke weergave en de resultaten van sommige berekeningen zoals wortels en...
Pagina 193
Toegang tot een 1. Open het aplet dat de variabele bevat die u wilt apletvariabele oproepen. krijgen 2. Druk op om het VARS-menu te openen. 3. Gebruik de pijltoetsen om in de linkerkolom een variabelencategorie te selecteren en druk op toegang te krijgen tot de variabelen in de rechterkolom.
Pagina 194
Voorbeeld 1. Het Geheugenbeheer starten. Er wordt een lijst van categorieën van variabelen weergegeven. MEMORY In de rechterbovenhoek wordt het vrije geheugen weergegeven en het scherm toont voor elke categorie, het geheugen dat wordt gebruikt, en het percentage van de totale hoeveelheid geheugen dat er wordt gebruikt.
Pagina 195
Matrices Inleiding In HOME en in programma’s kunt u matrixberekeningen uitvoeren. De matrix en elke rij van een matrix verschijnen tussen haakjes, en de elementen en rijen worden door komma’s gescheiden. Bekijk bijvoorbeeld de volgende matrix: 1 2 3 4 5 6 wordt in de geschiedenis weergegeven als: [[1,2,3],[4,5,6]] (Als de modus Decimal Mark (Decimaalteken) op Comma...
Pagina 196
Vraagt naar een matrixtype, opent daarna een lege matrix met de gemarkeerde naam. Verzendt de gemarkeerde matrix naar een andere hp 39g+ of een schijfstation. Zie “Aplets verzenden en ontvangen” op pagina 17-5. Ontvangt een matrix van een andere hp 39g+ of een schijfstation.
Pagina 197
Een matrix in de 1. Druk op om de Matrixcatalogus te MATRIX Matrixcatalogus openen. De Matrixcatalogus toont de 10 beschikbare matrixvariabelen, M0 tot en met M9. maken 2. Markeer de naam van de matrixvariabele die u wilt gebruiken en druk op 3.
Pagina 198
U kunt matrices tussen rekenmachines verzenden, net overdragen zoals u aplets, programma’s, lijsten en opmerkingen kunt verzenden. 1. De infraroodpoorten van de hp 39g+ rekenmachine aanpassen. 2. Open de Matrixcatalogus op beide rekenmachines. 3. Markeer de te verzenden matrix. 4. Druk op 5.
Pagina 199
Toets Betekenis (Vervolg) Verwijdert de gemarkeerde cellen, rij of kolom (u wordt gevraagd een keuze te maken). Wist alle elementen uit de matrix. CLEAR Gaat respectievelijk naar de eerste rij, laatste rij, eerste kolom of laatste kolom. Een matrix • In de Matrixcatalogus ( ) markeert u de MATRIX...
Pagina 200
Eén element Voer in HOME,waarde matrixnaam(rij,kolom)in. opslaan Om bijvoorbeeld het element in de eerste rij en tweede kolom van M5 te wijzigen in 728, dient u de resulterende matrix weer te geven: Wanneer u probeert om een element naar een rij of kolom, buiten het formaat van de matrix op te slaan, resulteert dit in een foutbericht.
Pagina 201
3. De gecreëerde matrices toevoegen. Vermenigvuldigen Voor het delen door een scalair, dient u eerst de matrix met of delen door in te voeren, daarna de operator en daarna de scalair. Voor vermenigvuldiging is de volgorde van de een scalair operanden niet belangrijk.
Pagina 202
Om de twee matrices M1 en M2, die u voor het voorgaande voorbeeld hebt gecreëerd, te delen, druk op de volgende toetsen: Een matrix In HOME kunt u een vierkante matrix omkeren door de omkeren matrix (of zijn variabelennaam) in te typen en te drukken –1 .
Pagina 203
3. Ga terug naar de Matrixcatalogus. MATRIX In dit voorbeeld wordt de vector die u hebt gemaakt, weergegeven als M1. 4. Creëer een nieuwe matrix. Selecteer Real matrix 5. Voer de vergelijkings- coëfficiënten in. In dit voorbeeld wordt de matrix die u hebt gemaakt, weergegeven als M2.
Pagina 204
Het resultaat is een vector van de oplossingen: • • • 2 – Een alternatieve methode is het gebruik van de RREF- functie. Zie “RREF” op pagina 13-13. Matrixfuncties en -opdrachten Over functies • U kunt de functies in elk aplet of in HOME gebruiken. Zij bevinden zich in het MATH-menu onder de Matrixcategorie.
Pagina 205
Argumentconventies • Voor row# of column# dient u het nummer van de rij (vanaf boven tellen, beginnend met 1), of het nummer van de kolom (van links tellen, beginnend met 1), op te geven. • De argument-matrix kan naar een vector of naar een matrix verwijzen.
Pagina 206
IDENMAT Identiteitsmatrix. Creëert een vierkante matrix in dimensie grootte × grootte waarvan de diagonale elementen 1 zijn en de overige elementen nul zijn. IDENMAT(size) INVERSE Bepaalt de inverse van een vierkante matrix (reëel of complex). INVERSE(matrix) LQ-Factorisatie. Factoriseert een m × n matrix in drie matrices: {[[ m ×...
Pagina 207
RANK Rang van een rechthoekige matrix. RANK(matrix) ROWNORM Rijnorm. Zoekt de maximumwaarde (bij alle rijen) voor de sommen van de absolute waarden van alle elementen in een rij. ROWNORM(matrix) RREF Gereduceerde-Rij Echelonvorm. Wijzigt een rechthoekige matrix naar zijn gereduceerde-rij echelonvorm. RREF(matrix) SCHUR Schur Decompositie.
Pagina 208
TRACE Bepaalt de trace van een vierkante matrix. De trace is gelijk aan de som van de diagonale elementen. (Het is ook gelijk aan de som van de eigenwaarden.) TRACE(matrix) Transponeert matrix. Voor een complexe matrix, zoekt TRN de toegevoegde transponering. TRN(matrix) Voorbeelden Identiteitsmatrix...
Pagina 209
U kunt de RREF-functie gebruiken om deze in de gereduceerde- rij echelonvorm te veranderen, waarbij u het in elke willekeurige matrix-variabele kunt opslaan. M2 wordt in dit voorbeeld gebruikt. De gereduceerde-rij echelonmatrix geeft de oplossing voor de lineaire vergelijking in de vierde kolom.
Pagina 211
Lijsten In HOME en in programma’s kunt u lijstbewerkingen uitvoeren. Een lijst bestaat uit door komma’s gescheiden reële of complexe getallen, uitdrukkingen of matrices, die allemaal tussen haakjes zijn geplaatst. Een lijst kan bijvoorbeeld een opeenvolging van reële nummers zoals {1,2,3} bevatten.
Pagina 212
Toets Betekenis Opent de gemarkeerde lijst voor bewerking. Verzendt de gemarkeerde lijst naar een andere hp 39g+ of een computer. Zie “Aplets verzenden en ontvangen” op pagina 17-5 voor meer informatie. Ontvangt een lijst van een andere hp 39g+ of een computer. Zie “Aplets verzenden en ontvangen”...
Pagina 213
Lijstbewerkings- Als u op drukt om een lijst te creëren of te wijzigen, toetsen zijn de volgende toetsen beschikbaar: Toets Betekenis Kopieert het gemarkeerde lijstitem in de bewerkingsregel. Voegt voor het gemarkeerde item een nieuwe waarde in. Verwijdert het gemarkeerde item uit de lijst.
Pagina 214
Lijsten weergeven en bewerken Een lijst weergeven • Markeer in de Lijstcatalogus de lijstnaam en druk op • Voer in HOME de naam van de lijst in en druk op Eén element Voer in HOME een lijstnaam (element#) in. Als L2 weergeven bijvoorbeeld {3,4,5,6} is, dan retourneert L2(2)
Pagina 215
Een element in een 1. Open de Lijstcatalogus. lijst voegen LIST 2. Druk op de naam van de lijst die u wilt bewerken (L1, enz.) te markeren en druk op om de lijstinhoud weer te geven. Nieuwe elementen worden ingevoegd boven de gemarkeerde plaats.
Pagina 216
U kunt lijsten verzenden naar rekenmachines of computers, zoals u dat ook kunt met aplets, programma’s, matrices en opmerkingen. 1. Leg infraroodpoorten van de hp 39g+ - rekenmachines tegenover elkaar. 2. Open op beide rekenmachines de Lijstcatalogus. 3. Markeer de te verzenden lijst.
Pagina 217
CONCAT(L1,L2). Een argument kan een naam van een lijstvariabele zijn (zoals L1) of de eigenlijke lijst. Bijvoorbeeld, REVERSE({1,2,3}). • Als het decimaalteken in Modi op Komma is ingesteld, worden er punten gebruikt om de argumenten te scheiden. Bijvoorbeeld, CONCAT(L1.L2). Algemene operators zoals +, –, x en / kunnen lijsten als argumenten opnemen.
Pagina 218
Selecteer ∆LIST MAKELIST Berekent een opeenvolging van elementen voor een nieuwe lijst. Evalueert uitdrukking met variabele van begin- tot eindwaarden, genomen met incrementele stappen. MAKELIST(uitdrukking,variabele,begin,einde, increment) De MAKELIST-functie produceert een serie door automatisch een lijst te maken van de herhaalde evaluatie van een uitdrukking.
Pagina 219
Retourneert de positie van een element binnen een lijst. Het element kan een waarde, een variabele of een uitdrukking zijn. Als er meer dan één instantie is van het element, wordt de positie van het eerste voorkomen geretourneerd. Er wordt een waarde van 0 geretourneerd als het aangegeven element niet voorkomt.
Pagina 220
1. Maak L1 met waarden 88, 90, 89, 65, 70, en 89. { 88 2. In HOME slaat u L1 op in C1. U kunt daarna de lijstgegevens in de Numerieke weergave van het Statistische aplet zien. 3. Start het Statistische aplet en selecteer de modus met één variabele (druk op , indien nodig, voor het weergeven van...
Pagina 221
5. Ga naar de Numerieke weergave om berekende statistieken weer te geven. Zie “Eén variabele” op pagina 8-15 voor de betekenis van elke berekende statistiek. Lijsten 14-11...
Pagina 223
Opmerkingen en schetsen Inleiding De hp 39g+ heeft tekst- en beeldeditors voor het invoeren van opmerkingen en schetsen. • Elk aplet heeft zijn eigen onafhankelijke Opmerkingenweergave en Schetsweergave. De opmerkingen en schetsen die u in deze weergaven maakt, zijn gekoppeld aan het aplet. Als...
Pagina 224
– Om een teken te typen dat geen letter is (zoals 5 of [ ), drukt u eerst op . (Hierdoor zet u de Alfavergrendeling voor één teken uit.) Uw werk wordt automatisch opgeslagen. Druk op elke willekeurige weergavetoets ( ) of om de opmerkingenweergave te verlaten.
Pagina 225
Aplet schetsweergave U kunt aan een aplet afbeeldingen toevoegen in zijn Schetsweergave ( ). Uw werk wordt SKETCH automatisch met het aplet opgeslagen. Druk op elke andere weergavetoets of op om de Schetsweergave te verlaten Schetstoetsen Toets Betekenis Slaat het aangegeven gedeelte van de huidige schets op naar een grafische variabele (G1 tot G0).
Pagina 226
4. Beweeg de cursor in een willekeurige richting naar het eindpunt van de lijn door te drukken op de toetsen 5. Druk op om de lijn te voltooien. Een vak tekenen. 1. Druk in de Schetsweergave op en verplaats de cursor naar de plaats waar u een hoek van het vak wilt hebben.
Pagina 227
Toets Betekenis Tekent een cirkel waarbij de startpositie van de cursor het middelpunt is. De radius is de afstand tussen de start- en eindpositie van de cursor. Druk op om de cirkel te tekenen. Om delen van een 1. Druk op en typ de tekst in de bewerkingsregel.
Pagina 228
In een grafische U kunt een deel van een schets definiëren binnen een vak variabele opslaan en deze tekening daarna in een grafische variabele opslaan. 1. Geef in de Schetsweergave de schets weer die u wilt kopiëren (opslaan in een variabele). 2.
Pagina 229
Kladblok te verlaten. Uw werk wordt automatisch opgeslagen. Toetsen Kladblokcatalogus Toets Betekenis Opent de geselecteerde opmerking voor bewerking. Begint een nieuwe opmerking en vraagt naar een naam. Verzendt de geselecteerde opmerking naar een andere hp 39g+ of een computer. Opmerkingen en schetsen 15-7...
Pagina 230
Toets Betekenis (Vervolg) Ontvangt een opmerking die door een andere hp 39g+ of computer werd verzonden. Verwijdert de geselecteerde opmerking. Verwijdert alle opmerkingen CLEAR uit de catalogus. Een opmerking U kunt vanuit het kladblok (Notepad) een opmerking importeren importeren in de Opmerkingenweergave van het aplet, of omgekeerd.
Pagina 231
Programmeren Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u met de hp 39g+ kunt programmeren. In dit hoofdstuk leert u over: • het gebruik van de Programmacatalogus om programma’s te maken en te bewerken. • programmeeropdrachten • variabelen opslaan en herstellen in programma’s •...
Pagina 232
HOME hebt ingevoerd, of de laatste data die u in een invoerformulier hebt ingevoerd. (Als u vanuit HOME op drukt zonder enige data in te voeren, voert de hp 39g+ de inhoud van Editline uit.) 16-2 Programmeren...
Pagina 233
Vraagt naar een nieuwe programmanaam, en opent daarna een leeg programma. Verzendt het gemarkeerde programma naar een andere hp 39g+ of een schijfstation. Ontvangt het gemarkeerde programma van een andere hp 39g+ of een schijfstation. Voert het gemarkeerde programma uit.
Pagina 234
4. Ga in uw programma. Als u dit hebt gedaan, kunt u elke andere activiteit beginnen. Uw werk wordt automatisch opgeslagen. Opdrachten Totdat u met de hp 39g+ -opdrachten bekend bent, is de gemakkelijkste manier om opdrachten in te voeren, ze invoeren vanuit het Opdrachtenmenu in de Programma-editor te selecteren.
Pagina 235
2. Gebruik de pijltoetsen om het te bewerken programma te markeren en druk op . De hp 39g+ opent de Programma-editor. De naam van uw programma wordt weergegeven In de titelbalk op het scherm. U kunt de volgende toetsen gebruiken om uw programma te bewerken.
Pagina 236
Toets Betekenis (Vervolg) Geeft de vorige pagina van het programma weer. Geeft de volgende pagina van het programma weer. Gaat één regel omhoog of omlaag. Gaat één teken naar rechts of naar links. Alfavergrendeling voor letterinvoer. Druk op A...Z om de kleine letterkast te vergrendelen.
Pagina 237
Als u het programma vanuit HOME start, geeft de hp 39g+ de inhoud van Ans (Homevariabele met laatste resultaat) weer, zodra het programma klaar is. Als u het programma vanuit de...
Pagina 238
Een programma U kunt de volgende procedure gebruiken als u een kopie wilt maken van uw werk, voordat u het bewerkt - of als u kopiëren een programma als sjabloon voor een ander wilt gebruiken. 1. Druk op om de Programmacatalogus PROGRM te openen.
Pagina 239
Een programma Om een programma te verwijderen: verwijderen 1. Druk op om de Programmacatalogus PROGRM te openen. 2. Markeer een programma dat u wilt verwijderen, en druk vervolgens op Alle U kunt alle programma’s gelijktijdig verwijderen. programma’s 1. Druk in de Programmacatalogus op CLEAR verwijderen 2.
Pagina 240
3. Ontwikkel het programma om met uw aangepast aplet te werken. Als u de programma’s van het aplet ontwikkelt, moet u de standaard benamingsnormen van het aplet gebruiken Hierdoor kunt de programma’s in de Programmacatalogus volgen die bij elk aplet behoren. Zie “Naamgevingprocedure voor aplets”...
Pagina 241
Voorbeeld Dit voorbeeld-aplet is ontworpen om het proces van het aanpassen van een aplet te illustreren. Het nieuwe aplet is op het Functie-aplet gebaseerd. Opmerking: Dit aplet is niet voor serieus gebruik bedoeld, maar alleen om het proces te illustreren. Het aplet 1.
Pagina 242
5. Creëer een programma met de naam EXP.S dat wordt uitgevoerd wanneer u het aplet start, zoals weergegeven. Dit programma stelt de hoekmodus in op graden en stelt de eerste functie in die het aplet grafisch weergeeft. In deze paragraaf zullen we beginnen met het configureren van het menu VIEWS door de programma’s SETVIEWS-opdracht te gebruiken.
Pagina 243
"My Entry1"; "EXP.ME1"; 1; Stelt de tweede menuoptie in. Deze optie voert het programma EXP.ME1 uit en gaat daarna terug naar weergave 1, Curveweergave. ’ ’ My Entry2’ ’ ;’ ’ EXP.ME2’ ’ ;3; Stelt de derde menuoptie in. Deze optie voert het programma EXP.ME2 uit en gaat daarna terug naar weergave 3, Numerieke weergave.
Pagina 244
Programmeeropdrachten Deze paragraaf beschrijft de opdrachten voor het programmeren met hp 39g+. U kunt deze opdrachten in uw programma invoeren door ze te typen of door ze te gebruiken vanuit het Opdrachtenmenu. Aplet-opdrachten...
Pagina 245
SELECTEER Selecteert het genoemde aplet en maakt het tot het huidige aplet. Opmerking: Aanhalingstekens zijn nodig als de naam spaties of andere speciale tekens bevat. SELECT apletname: SETVIEWS De opdracht SETVIEWS wordt gebruikt om invoeren in het menu VIEWS te definiëren voor aplets die u aanpast. Zie “Een aplet aanpassen”...
Pagina 246
• U kunt een “Start”-optie in het VIEWS-menu opnemen om een programma aan te geven, dat u automatisch wilt uitvoeren zodra het aplet begint. Dit programma stelt standaard de oorspronkelijke configuratie van het aplet in. De START-optie op het menu is ook nuttig voor het opnieuw instellen van het aplet.
Pagina 247
ProgramName ProgramName is de naam van het programma dat wordt geactiveerd zodra de overeenstemmende menu-invoer wordt geselecteerd. Alle programma’s die in opdracht SETVIEWS van het aplet worden geïdentificeerd, worden overgedragen zodra het aplet wordt verzonden. ViewNumber ViewNumber is het nummer van een beeld dat moet worden opgestart zodra een programma klaar is met werken.
Pagina 248
Weergavenummers De weergaven van het Functie-aplet worden als volgt genummerd: HOME Lijstcatalogus Curve Matrixcatalogus Symbolisch Kladblokcatalogus Numeriek Programmacatalogus Curve-instelling Curvedetail Symbolische Curvetabel instelling Curve overlappen Numerieke Automatisch schalen instelling Decimaal Weergaven Integer Opmerking: Trigonometrie Schetsweergave Apletcatalogus NIET Vinkt (deselecteert) de overeenstemmende functie in het GECONTROLEERD huidige aplet af.
Pagina 249
IF...THEN...END Voert alleen een opeenvolging van opdrachten uit als de test naar true evalueert. De syntaxis ervan is: IF test THEN then-tak END Voorbeeld 1 A : IF A==1 THEN MSGBOX " A EQUALS 1" : IF... THEN... ELSE... Voert de then-tak uit als de test true is, en de else-tak als de test false is.
Pagina 250
IFERR… Veel condities worden automatisch door de hp 39g+ THEN... herkend als foutcondities en worden automatisch behandeld als fouten in programma’s. END... IFERR...THEN...END laat een programma foutcondities ontdekken die anders veroorzaken dat het programma afbreekt. De syntaxis ervan is: IFERR trap-clausule THEN then-tak END Voert het genoemde programma uit.
Pagina 251
Tekent een rechthoek met hoeken op (x1,y1) en (x2,y2). BOX x1; y1; x2; y2 : Voorbeeld BOX -1;-1;1;1: FREEZE: Tekent een vak, onderste hoek op (-1, -1), bovenste hoek op (1,1) ERASE Wist de weergave ERASE: FREEZE Stopt het programma, waarbij de huidige weergave (stabiliseren) wordt vastgezet.
Pagina 252
Maakt vanuit een uitdrukking een grafiek, met behulp van teken_grootte en slaat de resulterende grafiek op in graphicname. Tekengroottes zijn 1, 2 of 3. Als het argument tekengrootte 0 is, maakt de hp 39g+ een grafische weergave zoals door de SHOW-bewerking is gemaakt.
Pagina 253
MAKEGROB Creëert een grafische weergave met een gegeven breedte, hoogte en hexadecimale gegevens en slaat deze op in graphicname. MAKEGROB graphicname;breedte;hoogte;hexdata: PLOT→ Slaat het scherm Curveweergave op als grafische afbeelding in graphicname. PLOT→ graphicname: PLOT→ and DISPLAY→ kan worden gebruikt om een kopie van de huidige PLOT-weergave naar de schetsweergave van het aplet over te dragen, om later te gebruiken en te bewerken.
Pagina 254
Lusopdrachten Met de lusopdrachten kan een programma een routine herhaaldelijk uitvoeren. De hp 39g+ heeft drie lusstructuren. De voorbeeldprogramma’s hieronder tonen elk van deze structuren als zij de variabele A van 1 tot 12 verhogen. DO…UNTIL …END Do ... Until ... End is een lusopdracht die de herhaaldelijk wordt uitgevoerd tot test true is.
Pagina 255
BREAK Beëindigt de lus. BREAK: Matrix-opdrachten De matrix-opdrachten nemen variabelen M0-M9 als argumenten aan. ADDCOL Kolom toevoegen. Voert waarden in een kolom in voor kolomnummer in de aangegeven matrix. U voert de waarden als een vector in. De waarden moeten door komma’s worden gescheiden en het aantal waarden dient hetzelfde te zijn als het aantal rijen in de matrixnaam.
Pagina 256
RANDMAT Maakt een willekeurige matrix met een aangegeven aantal rijen en kolommen en slaat het resultaat op in naam (naam moet M0…M9 zijn). De invoeren moeten gehele getallen zijn in een bereik van –9 tot en met 9. RANDMAT naam;rijen;kolommen: REDIM Wijzigt de grootte van de aangegeven matrix of vector naar de grootte.
Pagina 257
Opdrachten afdrukken Deze opdrachten drukken af naar een HP- infraroodprinter, bijvoorbeeld de HP 82240B-printer. PRDISPLAY Drukt de inhoud van het scherm af. PRDISPLAY: PRHISTORY Drukt alle objecten in de geschiedenis af. PRHISTORY: PRVAR Drukt naam en inhoud af van variabelennaam.
Pagina 258
Voorbeeld A:CHOOSE A; "KRANTENSTRIPS"; "DILBERT"; "CASPAR&HOBBES"; "DE RECHTER": DISP Geeft tekstitem in een rij van het scherm weer bij het regelnummer. Een tekstitem bestaat uit een willekeurig aantal uitdrukkingen en tekststrings tussen aanhalingstekens. De uitdrukkingen worden geëvalueerd en omgezet naar strings. Regels worden genummerd vanaf de bovenkant van het scherm , waarbij 1 boven en 7 onder is.
Pagina 259
EDITMAT Matrix-Editor. Opent de matrix-editor voor de aangegeven matrix. Keert terug naar het programma wanneer gebruiker drukt op EDITMAT matrixnaam: De EDITMAT -opdracht kan ook worden gebruikt om matrices te creëren. 1. Druk op CMDS M 1, en druk dan op 2.
Pagina 260
Voorbeeld INPUT R; "Circular Area"; "Radius"; "Enter Number";1: MSGBOX Geeft een berichtenvak weer met een tekstitem. Een tekstitem bestaat uit een willekeurig aantal uitdrukkingen en tekststrings tussen aanhalingstekens. De uitdrukkingen worden geëvalueerd en omgezet naar strings of tekst. Bijvoorbeeld, "AREA IS:" 2 +2 wordt AREA IS: 4. Gebruik om de aanhalingstekens "...
Pagina 261
Stat-One en Stat-Two opdrachten De volgende opdrachten worden gebruikt om statistische data van één variabele en twee variabelen te analyseren. Stat-One opdrachten DO1VSTATS Berekent STATS met gebruik van datasetnaam en slaat de resultaten op in de overeenstemmende variabelen: NΣ, TotΣ, MeanΣ, PVarΣ, SVarΣ, PSDev, SSDev, MinΣ, Q1, Median, Q3, and MaxΣ.
Pagina 262
S1, S2,…, of S5 zijn en kolom kan C0 – C9 zijn. SETINDEP datasetnaam;kolom: Variabelen in programma’s opslaan en opvragen De hp 39g+ heeft zowel Home-variabelen als aplet- variabelen. Home-variabelen worden voor reële getallen, complexe getallen, grafieken, lijsten en matrices gebruikt.
Pagina 263
Connect Tekent lijnen tussen opeenvolgende grafisch weergegeven punten. Function Parametric Vanuit Curve-instelling CONNECT(aansluiten) aanvinken Polar (of afvinken). Solve Statistics In een programma, typ Connect—om grafisch weergegeven punten te verbinden (standaard, behalve in Statistisch aplet waar de standaard uit is). Connect—om grafisch weergegeven punten niet te verbinden.
Pagina 264
In een programma, typ Grid om raster aan te zetten. Grid om raster uit te zetten (standaard). Hmin/Hmax Definieert minimum- en maximumwaarden voor histogrambalken. Statistics Vanuit Curve-instellingen voor statistieken met één variabele, waarden instellen voor HRNG. In een programma, typ Hmin Hmax >...
Pagina 265
Isect Bevat de laatste waarde die door de Snijpuntfunctie in het Curve-FCN-menu is gevonden. Function Labels Tekent labels in de Curveweergave, die X- en Y-bereiken tonen. All aplets Vanuit Curve-instelling Labels aanvinken (of afvinken). In een programma, typ Labels—om labels in te schakelen. Labels—om labels uit te schakelen (standaard).
Pagina 266
S1mark–S5mark Stelt het teken in om bij strooicurves te gebruiken. Statistics Vanuit curve-instellingen voor twee-variabele statistieken S1mark-S5mark, en daarna een teken kiezen. In een programma, typ S1mark waarbij n is 1,2,3,...5 SeqPlot Laat u types sequentie-curves kiezen: Stairstep Sequence (trapsgewijs)) of Cobweb (spinneweb) Selecteer vanuit curve-instellingen SeqPlot, en daarna Stairstep of Cobweb.
Pagina 267
Umin/Umax Stelt de minimale en maximale onafhankelijke waarden in. Verschijnt als het URNG-veld in het invoerformulier van Polar de Curve-instellingen. Vanuit het invoerformulier Curve-instellingen voert u de waarden in voor URNG. In een programma, typ Umin Umax > waarbij Ustep Stelt het stapformaat in voor een onafhankelijke variabele.
Pagina 268
Tstep Stelt het stapformaat in voor de onafhankelijke variabele. Parametric Vanuit het invoerformulier Curve-instellingen voert u de waarden in voor TSTEP. In een programma, typ Tstep > waarbij Xcross Stelt de horizontale coördinaat van de dradenkruisen in. All aplets Werkt alleen wanneer TRACE is uitgeschakeld. In een programma, typ Xcross Ycross...
Pagina 269
Xmin / Xmax Stelt de minimale en maximale horizontale waarden van het curvescherm in. Verschijnt als de XRNG-velden All aplets (horizontaal bereik) in het invoerformulier van de Curve- instellingen. Vanuit Curve-instellingen voert u de waarden in voor XRNG. In een programma, typ Xmin Xmax >...
Pagina 270
Yzoom Stelt de verticale zoomfactor in. All aplets Vanuit Curve-ZOOM-instellingsfactoren voert u de waarde in voor YZOOM. In een programma, typ: YZOOM Variabelen Symbolische weergave Angle Stelt de hoekmodus in. All aplets Vanuit Symbolische instellingen, kiest u Degrees, Radians of Grads voor hoekmetingen. In een programma, typ Angle —voor Graden.
Pagina 271
U1...U9, U0 Kan elke uitdrukking bevatten. Onafhankelijke variabele is N. Sequence Voorbeeld RECURSE (U,U(N-1)*N,1,2) U1(N) E1...E9, E0 Kan elke vergelijking of uitdrukking bevatten. Onafhankelijke variabele wordt geselecteerd door het in Solve de Numerieke Weergave te markeren. Voorbeeld 'X+Y*X-2=Y' S1fit...S5fit Stelt het type voor aanpassen in zodat het door de FIT- bewerking kan worden gebruikt bij het tekenen van de Statistics regressielijn.
Pagina 272
Variabelen Numerieke weergave De volgende apletvariabelen besturen de Numerieke weergave. De waarde van de variabele is alleen van toepassing op het huidige aplet. C1...C9, C0 C0 tot en met C9, voor datakolommen. Kan lijsten bevatten. Statistics Voer data in de Numerieke weergave in In een programma, typ LIST Cn waarbij n = 0, 1, 2, 3 …...
Pagina 273
3 Scientific 4 Engineering Behalve in het Oplossingen-aplet, wordt de waarde van Format alleen toegepast nadat het huidige aplet onder een nieuwe naam is opgeslagen. Tot dan is HFormat van toepassing. Voorbeeld Scientific Format Format NumCol Stelt de te markeren kolom in de Numerieke weergave in. All aplets except In een programma, typ Statistics aplet...
Pagina 274
NumStart Stelt de startwaarde in voor een tabel in Numerieke weergave. Function Parametric Vanuit Num-instellingen voert u een waarde in voor Polar NUMSTART. Sequence In een programma, typ NumStart NumStep Stelt het stapformaat (verhogingswaarde) in voor een onafhankelijke variabele in de Numeriek weergave. Function Parametric Vanuit Num-instellingen voert u een waarde in voor...
Pagina 275
StatMode Laat u kiezen tussen statistieken van één en twee variabelen vanuit het Statistische aplet. Verschijnt niet op Statistics het invoerformulier in Curve-instellingen. Komt overeen met de menutoetsen in de Numerieke weergave. Sla in een programma de naam van een constante (of zijn nummer) op in de variabele StatMode.
Pagina 276
PageNum Stelt een getal in om te verwijzen naar een bepaalde pagina van de schetsset (in Schetsweergave). All aplets Typ in een programma de pagina die wordt weergegeven wanneer de toetsen worden SKETCH ingedrukt. PageNum 16-46 Programmeren...
Pagina 277
Aplets uitbreiden Aplets zijn de toepassingsomgevingen waar u verschillende klassen wiskundige bewerkingen kunt onderzoeken. U kunt de capaciteit van de hp 39g+ op de volgende manieren uitbreiden: • Maak nieuwe aplets, gebaseerd op bestaande aplets, met specifieke configuraties zoals een hoekmeting, grafische of tabellarische instellingen, en aantekeningen.
Pagina 278
Voorbeeld Dit voorbeeld toont u hoe u een nieuwe aplet kunt maken, door een kopie van het ingebouwde Oplossingen-aplet op te slaan. Het nieuwe aplet wordt opgeslagen onder de naam “TRIANGLES” (driehoeken) en bevat de formules die normaal worden gebruikt in berekeningen die te maken hebben met rechthoekige driehoeken.
Pagina 279
4. Toon de apletbibliotheek. Het aplet “TRIANGLES” staat in de apletbibliotheek. Het Solve-aplet kan nu opnieuw worden ingesteld en voor andere problemen worden gebruikt. Een aangepast aplet gebruiken Om het “Triangles”-aplet te gebruiken, selecteert u gewoon de geschikte formule, schakelt u naar de Numerieke weergave en lost u de ontbrekende variabele Zoek de lengte van een ladder die tegen een verticale muur leunt, als hij een hoek vormt van 35...
Pagina 280
De lengte van de ladder is ongeveer 8,72 meter Een aplet opnieuw instellen Door een aplet opnieuw in te stellen, worden alle gegevens gewist en de standaardinstellingen opnieuw ingesteld. Om een aplet opnieuw in te stellen, opent u de bibliotheek, selecteert u het aplet en drukt op Een aplet dat op een ingebouwd aplet is gebaseerd, kunt alleen opnieuw instellen als de programmeur een Reset- optie heeft gemaakt.
Pagina 281
2. Rekenmachine verzenden: Open de Bibliotheek, markeer het aplet dat u wilt verzenden, en druk op – U hebt twee opties: een andere hp 39g+ of een schijfstation op een computer. Markeer uw keuze en druk op –...
Pagina 282
Als u een PC Connectivity Kit gebruikt om aplets van een computer te downloaden, zult u een lijst van de aplets in de huidige map van de computer zien. Vink zoveel items aan als u wenst te ontvangen. Sorteren van items in de menulijst van de apletbibliotheek Zodra u informatie in een aplet hebt ingevoerd, hebt u een nieuwe versie van een aplet gedefinieerd.
Pagina 283
Referentie-informatie Woordenlijst aplet Een kleine toepassing, tot één onderwerp beperkt. De ingebouwde aplet-types zijn Functie, Parametrisch, Polair, Sequentie, Oplossen en Statistieken. U kunt een aplet vullen met de gegevens en oplossingen voor een bepaald probleem. U kunt het hergebruiken (net als een programma, maar eenvoudiger in gebruik) en het neemt al uw instellingen en definities op.
Pagina 284
Bibliotheek Voor apletbeheer: om aplets te starten, op te slaan, opnieuw in te stellen, te versturen en te ontvangen. lijst Een set van waarden, door komma’s gescheiden (punten als de modus Decimaalteken is ingesteld op Komma) en tussen haakjes. Lijsten worden over het algemeen gebruikt om statistische gegevens in te voeren en om een functie met meervoudige...
Pagina 285
Symbolisch, Symbolische instelling, Schets, Opmerking en speciale weervagen zoals gesplitste schermen. hp 39g+ opnieuw instellen Als de rekenmachine wordt “vergrendeld” en lijkt vast te zitten, moet u hem opnieuw instellen. Dit lijkt op het opnieuw instellen van een computer. Het annuleert bepaalde handelingen, hestelt bepaalde voorwaarden en wist tijdelijke geheugenlocaties.
Pagina 286
Als de rekenmachine niet inschakelt Als de hp 39g+ niet inschakelt, moet u de stappen hieronder volgen tot de rekenmachine wordt ingeschakeld. Het is mogelijk dat de rekenmachine inschakelt voor u de procedure hebt voltooid.
Pagina 287
4. Zoek het kleine gaatje op de achterzijde van de rekenmachine. Steek het uiteinde van een recht gemaakte metalen paperclip zo ver mogelijk in het gat. Laat het daar gedurende 1 seconde en verwijder het. Druk op (aan). 5. Verwijder de batterijen (zie “Batterijen” op pagina R- 5), houd de toets gedurende 10 seconden ingedrukt en plaats de batterijen terug.
Pagina 288
De backupbatterij a. Druk de houder naar beneden. Duw het plaatje in de plaatsen getoonde richting en til het op. Plate Holder b. Plaats een nieuwe CR2032 lithiumbatterij. Zorg ervoor dat de positieven kant (+) naar boven is geplaatst. c. Plaats het plaatje terug en duw het naar de beginpositie.
Pagina 289
Variabelen Homevariabelen De homevariabelen zijn: Categorie Beschikbare naam Complex Z1...Z9, Z0 Grafisch G1...G9, G0 Bibliotheek Functie Parametric Polar Sequence Solve Statistics Gebruikersnaam Lijst L1...L9, L0 Matrix M1...M9, M0 Modi Date HAngle HDigits HFormat Ierr Time Gebruikersnaam Kladblok Programma Editline Gebruikersnaam A...Z, θ...
Pagina 290
Functie-apletvariabelen De functie-apletvariabelen zijn: Categorie Beschikbare naam Curve Axes Xcross Connect Ycross Coord Xtick FastRes Ytick Grid Xmin Indep Xmax InvCross Ymin Labels Ymax Recenter Xzoom Simult Yxoom Tracing FCN-curve Area Root Extremum Slope Isect Symbolisch Angle Numeriek Digits NumRow Format NumStart NumCol...
Pagina 298
Categorie Beschikbare naam (Vervolg) Trigonometrie ACOT ACSC ASEC Programmaconstanten De programmaconstanten zijn: Categorie Beschikbare naam Hoek Degrees Grads Radians Formaat Standard Fixed Fraction SeqCurve Cobweb Stairstep S1...5fit Linear QuadFit LogFit Cubic ExpFit Logist Power User StatModus Stat1Var Stat2Var StatCurve Hist BoxW R-16 Referentie-informatie...
Pagina 299
Programma-opdrachten De programma-opdrachten zijn: Categorie Opdracht Aplet CHECK SELECT SETVIEWS UNCHECK CASE THEN IFERR ELSE STOP Tekenen LINE PIXOFF ERASE PIXON FREEZE TLINE Grafisch DISPLAY→ MAKEGROB →DISPLAY PLOT→ →GROB →PLOT GROBNOT REPLACE GROBOR GROBXOR ZEROGROB Loop (lus) UNTIL WHILE STEP REPEAT BREAK Matrix...
Pagina 300
Statusberichten Bericht Betekenis Slecht Onjuiste invoer voor deze argumenttype handeling. Slechte De waarde is voor deze argumentwaarde bewerking buiten bereik. Oneindig resultaat Wiskundige fout, zoals 1/0. Onvoldoende U moet een deel van het geheugen geheugen herstellen om met de bewerking verder te gaan. Verwijder één of meer matrices, lijsten, opmerkingen of programma’s (gebruik...
Pagina 301
Bericht Betekenis (Vervolg) Ongeldige De functie of opdracht die u syntaxis hebt ingevoerd bevat niet de juiste argumenten of volgorde van argumenten. De scheidingstekens (ronde haken, komma’s, punten en puntkomma’s) dienen ook juist te zijn. Zoek in de index naar de functienaam om de juiste syntaxis ervan te vinden.
Pagina 302
Bericht Betekenis (Vervolg) Geen geheugen U moet een groot deel van het geheugen herstellen om met de bewerking verder te gaan. Wis één of meer matrices, lijsten, opmerkingen of programma’s (gebruik catalogi) of standaard (niet ingebouwde) aplets (gebruik MEMORY...
Pagina 303
Vervangende producten kunnen nieuw of als nieuw zijn. 2. HP garandeert u dat HP software na de aankoopdatum voor de hierboven aangegeven periode niet ten gevolge van defecten aan materiaal of afwerking zal weigeren de programma-instructies uit te voeren indien correct geïnstalleerd en gebruikt.
Pagina 304
(d) gebruik buiten de voor het product gepubliceerde milieuspecificaties of (e) oneigenlijke voorbereiding of onderhoud door de gebruiker. 6. HP GEEFT GEEN ANDERE SCHRIFTELIJKE OF MONDELINGE GARANTIE OF CONDITIE. VOORZOVER TOEGESTAAN DOOR LOKALE WETGEVING, IS ELKE IMPLICIETE GARANTIE OF...
Pagina 305
8. De enige garanties voor HP-producten en diensten zijn uiteengezet in de bijgeleverde kenbaar gemaakte garantie. HP kan niet aansprakelijk gesteld worden voor enigerlei in dit document vervatte technische of redactionele fouten of weglatingen. VOOR CONSUMENTENTRANSACTIES IN AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND: DE GARANTIEVOORWAARDEN...
Pagina 306
Zwitserland +41-1-4395358 (Duits) +41-22-8278780 (Frans) +39-02-75419782 (Italiaans) Turkije +420-5-41422523 +44-207-4580161 Tsjechische +420-5-41422523 Republiek Zuid-Afrika +27-11-2376200 Luxemburg +32-2-7126219 Andere +420-5-41422523 Europese landen Azië- Land: Telefoonnummers Oceanië Australië +61-3-9841-5211 Singapore +61-3-9841-5211 Latijns- Land: Telefoonnummers Amerika Argentinië 0-810-555-5520 Brazilië Sao Paulo 3747-7799; ROTC 0-800-157751 Mexico Mx City 5258-9922;...
Pagina 307
Hewlett-Packard kunnen de autoriteiten ertoe overgaan het gebruik van de hp 39g+ in deze regio's uit te sluiten. This calculator generates, uses, and can radiate radio frequency energy and may interfere with radio and television reception.
Pagina 308
Canada This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003. Cet appareil numerique de la classe B est conforme a la norme NMB-003 du Canada. Japan こ の装置は、 情報処理装置等電波障害自主規制協議会 (VCCI) の基準に基づ く 第二情報技術装置です。 こ の装 置は、 家庭環境で使用する こ と を目的 と し ていますが、 こ...
Pagina 309
Index verzenden 17-5 wissen 17-4 17-6 aan/annuleren 1-1 apletbeelden aanhalingstekens Curvebeeld 1-17 in programmanamen 16-4 gesplitst scherm 1-18 aanpassen handelingen annuleren in 1-1 een curve naar 2VAR-data 8-19 Numerieke weergave 1-18 kiezen 8-13 opmerking 1-19 uw eigen definiëren 8-14 schets 1-19 absolute waarde 11-6 Symbolische weergave 1-17 afbeeldingen...
Pagina 310
opmerkingen 15-2 Twee-Steekproeven T-interval programma’s 16-5 9-20 Bewerkingsregel Twee-Steekproeven Z-interval 9-17 Programmacatalogus 16-2 connectivity kit 17-5 bewerkingsregel 1-2 constanten 11-8 bibliotheek, applets beheren in 17-6 e 11-8 boven-staart chi-kwadraatswaar- i 11-8 schijnlijkheid 11-13 maximum reëel getal 11-8 boven-staart normale waarschijnlijk- minimum reëel getal 11-8 heid 11-14 programma R-16...
Pagina 311
schalen 2-15 eerste schatting 7-6 splitsen 2-16 eigenvectoren 13-11 stairstep 6-1 eigenwaarden 13-11 statistieken voor een variabele element 8-20 opslaan 13-6 statistieken voor twee variabelen E-lessen 1-13 8-20 enkelvoudige waarde decompositie statistische data 8-17 matrix 13-13 statistische data analyseren in enkelvoudige waarden.
Pagina 312
MANT 11-16 stairstep 6-1 MAX 11-16 statistieken voor een variabele MIN 11-16 8-20 MOD 11-16 statistieken voor twee variabelen RADtoDEG 11-17 8-20 ROUND 11-17 statistische data 8-17 SIGN 11-17 statistische data analyseren in TRUNCATE 11-17 8-21 XPON 11-18 t waarden 2-6 functievariabelen tekenen 2-9 uitdrukkingen 3-3...
Pagina 314
weergeven 14-4 elementen opslaan 13-3 13-5 wissen 14-6 elementen tenietdoen 13-8 lineaire aanpassing 8-14 enkelvoudige waarde decomposi- tie 13-13 logaritme 11-4 enkelvoudige waarden. 13-13 logaritmische geeft eigenwaarden weer 13-11 aanpassen 8-14 grootte 13-13 functies 11-4 grootte aanpassen 16-26 logische operators identiteit creëren 13-14 AND 11-21 in Home creëren 13-5...
Pagina 315
DET 13-11 opmerkingen maken 15-6 DOT 13-11 schrijven in 15-7 EIGENVAL 13-11 nrng 2-6 EIGENVV 13-11 nulhypothese 9-3 IDENMAT 13-12 numerieke precisie 12-10 INVERSE 13-12 Numerieke weergave LQ 13-12 automatisch 2-18 LSQ 13-12 definiërende functie voor kolom LU 13-12 weergeven 2-20 MAKEMAT 13-12 instelling 2-18 2-21...
Pagina 316
vertakking 16-18 oplossen π 11-8 cijferindeling instellen 7-6 parametrische variabelen eerste schattingen 7-6 assen 16-32 foutberichten 7-7 in menufolder R-9 Grafisch afbeelden om schattin- labels 16-35 gen te vinden 7-9 onafh 16-34 resultaten interpreteren 7-7 opnieuw centreren 16-35 tussenliggende schattingen inter- raster 16-34 preteren 7-8 verbinden 16-33...
Pagina 317
datum en tijd instellen 16-28 decimaal 2-16 invoerformulier creëren 16-29 integer 2-16 2-18 item weergeven 16-28 opnieuw instellen van 2-15 keuzevak maken 16-27 opties 2-15 piepen 16-27 trigonometrisch 2-16 programma-uitvoering stoppen scheidingstekens, programmeren 16-30 16-1 regeleinden invoegen 16-30 schetsen toetscode opslaan 16-29 creëert een lege grafiek 16-23 voorkomt dat het scherm wordt creëren 15-5...
Pagina 318
16-31 11-23 analyse 8-1 definities weergeven 3-8 curves analyseren 8-21 differentiatie 11-23 curvetype 8-20 evalueren van variabelen in weer- dataset-variabelen 16-42 gave 2-3 datastructuur 16-42 uitdrukkingen definiëren 2-1 definieer voorbeeld één variabele weergave instellen voor statistiek- 16-31 en 8-13 een aanpassing definiëren 8-12 symbolische functies een regressiemodel definiëren | (waar) 11-20...
Pagina 319
tekenopdrachten uitdrukking ARC 16-20 curve 3-3 BOX 16-21 definiërend 2-1 ERASE 16-21 in applets evalueren 2-3 FREEZE (stabiliseren) 16-21 in HOME invoeren 1-20 LINE 16-21 letterlijk 11-20 PIXOFF 16-21 PIXON 16-21 TLINE 16-21 variabelen tijd 11-15 afdrukken 16-27 instellen 16-28 aplet 12-1 tijd, converteren 11-15 categorieën 12-8...
Pagina 320
coëfficiënten 11-11 UTPT 11-14 evaluatie 11-11 waarschuwingssymbool 1-8 Taylor 11-7 weergave 16-22 vorm 11-12 aankondigingsregel 1-2 wortels 11-12 breuk 1-11 veelterm functies contrast bijstellen 1-1 POLYEVAL 11-11 datum en tijd 16-28 veeltermfuncties door geschiedenis rollen 1-26 POLYCOEF 11-11 element 13-5 POLYFORM 11-12 elementen 14-4 POLYROOT 11-12...