Nadat u een vergelijking hebt ingevoerd, kunt u met (»)
de
checksum en de lengte bekijken. Houd de
toets ingedrukt om
de waarden in de display te houden.
Bij een lange vergelijking geven de ==» en ¥ indicators aan dat voor
deze programmaregel de display verschoven kan worden. Met
en
kunt de display verschuiven. Druk op (¢»)
om ¥ uit te
schakelen, zodat u de toetsen van de bovenste rij kunt gebruiken voor
het invoeren van instructies.
Toetsen om te wissen
Bij het invoeren van een programma gelden de volgende speciale
condities:
.
annuleert altijd het invoeren van een programma. Getallen
worden niet gewist en vervangen door nul.
m Als er geen vergelijking in een programmaregel staat, wist (¢) de
huidige programmaregel. Bij het invoeren van een getal ("_"
cursor
in de display) wordt alleen het vorige cijfer gewist.
m Als er een vergelijking in de programmaregel staat, wordt met (¢)
het wijzigen van de vergelijking gestart. Tijdens het invoeren van
een vergelijking ("0 cursor in de display) wordt de functie of
variabele die het meest rechts staat, gewist.
n (9)
{ERM} wist een programmaregel als er een vergelijking
in staat.
m Gebruik (&)
{=} om een functie te programmeren die het
X-register wist.
Functienamen in programma's
De naam van een functie die gebruikt wordt in een programmaregel
1s niet altijd gelijk aan de naam die de functie op de toets, in het
menu of in een vergelijking heeft. De naam die in een programma
gebruikt wordt, is meestal langer dan de naam die op een toets of in
een menu past. Deze langere naam verschijnt even in de display als u
de functie uitvoert; zolang u de toets ingedrukt houdt, blijft de naam
in de display staan.
Eenvoudige programma's
12-7