5. Toets de waarde van de coéfficiénten in als het programma daarom
vraagt, en druk op (R/S). Het programma vraagt niet om een
waarde van de coéfficiént voor de hoogste graad; er wordt van
uitgegaan dat deze waarde 1 is. Voor coefficienten met de waarde 0
voert u 0 in. Coefficient A mag niet gelijk zijn aan 0.
Termen en coefficienten
Graad
zd
zt
z3
z2
z
Constante
5
1
FE
D
C
B
A
4
1
D
C
B
A
3
1
C
B
A
2
1
B
A
8.
Nadat u de coefficiénten hebt ingevoerd, wordt de eerste wortel
berekend. Een reele wortel wordt getoond als +=reele waarde .
Een complexe wortel wordt getoond als :=reele deel. (Complexe
wortels treden altijd op in paren in de vorm u + vi , en worden bij
de uitvoer weergegeven als "=reéle deel en i=imaginaire deel, zoals
u in de volgende stap kunt zien.)
Druk meerdere malen op
om de andere wortels te zien, of om
i=tmaginair deel, het imaginaire deel van een complexe wortel
te bekijken. De graad van de polynoom is gelijk aan het aantal
wortels dat u krijgt.
Ga voor een nieuwe polynoom verder met stap 3.
Gebruikte variabelen:
A
F
G
H
X
tot en met FE
Coefficienten van polynoom; tijdelijke variabelen.
Graad van polynoom,; tijdelijke variabele.
Tijdelijke variabele.
Verwijst naar de polynomiale coéfficienten.
De waarde van een reele wortel of het reele deel
van een complexe wortel.
Het imaginaire deel van een complexe wortel. ook
gebruikt als indexvariabele.
Wiskundige programma's
15-31