8.5.3
Nieuwe contour maken
Functie
Voor elke contour die u wilt frezen, moet u een eigen contour genereren.
De contouren worden aan het einde van het programma opgeslagen.
Opmerking
Bij de G-codeprogrammering moet erop worden gelet dat de contouren zich na de
programma-einde extensie moeten bevinden!
Wanneer u een nieuwe contour genereert, moet u als eerste het startpunt definiëren. Voer
het contourelement in. De contourprocessor definieert dan automatisch het contoureinde.
Wanneer u de gereedschapsas wijzigt, past de cyclus automatisch de bijbehorende
startpuntassen aan. Voor het startpunt kunt u extra commando's naar keuze (max. 40
tekens) in de vorm van G-code invoeren.
Extra commando's
Via extra G-codecommando's kunt u bijvoorbeeld voeding en M-commando's
programmeren. Extra commando's (max. 40 tekens) moet u in het uitgebreide
parametervenster (softkey "Alle parameters") invoeren. U moet er echter voor zorgen, dat de
extra commando's niet met de gegenereerde G-code van de contour in conflict komen.
Gebruik daarom geen G-codecommando's van de groep 1 (G0, G1, G2, G3), geen
coördinaten in het vlak en geen G-codecommando's waarvoor een eigen blok vereist is.
Procedure
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-8CP40-3JA1
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Frezen".
3.
Druk de softkeys "Contourfrezen" en "Nieuwe contour" in.
Het invoervenster "Nieuwe contour" wordt geopend.
4.
Voer een contournaam in.
5.
Druk op de softkey "Overnemen".
Het invoervenster voor het startpunt van de contour wordt
weergegeven. U kunt de coördinaten cartesiaans of polair invoeren.
Technologische functies programmeren (cycli)
8.5 Contourfrezen
443