7.4
Basis
7.4.1
Bewerkingsvlakken
De bewerking van een werkstuk kan op verschillende niveaus gebeuren. Een
bewerkingsvlak wordt telkens bepaald door twee coördinatenassen. Bij draaimachines met
X-, Z- en C-as staan drie vlakken ter beschikking.
● Draaien
● Kop
● Mantel
Bewerkingsvlakken kop en mantel
Voorwaarde voor de bewerkingsvlakken kop en mantel is, dat de CNC-ISO-functies
"Kopvlakbewerking" (Transmit) en "Cilindermanteltransformatie" (Tracyl) zijn ingesteld.
Deze functies zijn een software-optie.
Extra Y-as
Bij draaimachines met extra Y-as worden de bewerkingsvlakken nog met twee vlakken
uitgebreid:
● Kop Y
● Mantel Y
De vlakken kop en mantel worden dan kop C en mantel C genoemd.
Schuine as
Wanneer de Y-as een schuine as is (d.w.z. dat deze as niet loodrecht op de andere assen
staat), dan kunt u ook de bewerkingsvlakken "Kop Y" en "Mantel Y" selecteren en de
verplaatsingsbewegingen in cartesiaanse coördinaten programmeren. De besturing zet de
geprogrammeerde verplaatsingsbewegingen van het cartesiaans coördinatensysteem dan
automatisch om naar de verplaatsingsbewegingen van de schuine as.
Voor het omzetten van de geprogrammeerde verplaatsingsbewegingen is de CNC-ISO-
functie "Schuine as" (Traang) vereist.
Deze functie is een software-optie.
Selectie van bewerkingsvlak
De selectie van het bewerkingsvlak is in de parameterschermen van de afzonderlijke boor-
en freescycli geïntegreerd. Bij draaicycli en bij "Boren midden" en "Schroefdraad midden"
wordt automatisch het vlak Draaien geselecteerd. Voor de functies "Rechte" en "Cirkel" moet
u de bewerkingsvlakken afzonderlijk opgeven.
De instellingen voor het bewerkingsvlak zijn steeds modaal actief, d.w.z. ze zijn zolang actief
tot u een ander vlak selecteert.
De bewerkingsvlakken zijn als volgt gedefinieerd:
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-8CP40-3JA1
Shop-Turn programma maken
7.4 Basis
229