8.1.11
Positiepatroon lijn (HOLES1), rooster of kader (CYCLE801)
Functie
Met de cyclus "Positiepatroon" kunt u de volgende patronen programmeren:
● Lijn (HOLES1)
● Rooster (CYCLE801)
● Kader (CYCLE801)
Procedure
Parameters
Beschrijving
LAB
Sprongmarkering voor positie herhalen
(alleen bij G-
code)
PL
Bewerkingsvlak
(alleen bij G-
code)
Bewerkings-
Kop C
•
vlak
Kop Y
•
Mantel C
•
(alleen bij
ShopTurn)
Mantel Y
•
Draaien
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-8CP40-3JA1
Met de selectiemogelijkheid "Lijn" kunt u een willekeurig aantal posities programmeren
die in een gelijke afstand op een lijn liggen.
Met de selectiemogelijkheid "Rooster" kunt u een willekeurig aantal posities
programmeren wanneer de posities op gelijke afstand op één of meerdere evenwijdige
rechten liggen.
Wanneer u een ruitvormig rooster wilt programmeren, geef dan hoek αX of αY op.
Met de selectiemogelijkheid "Kader" kunt u een willekeurig aantal posities programmeren,
wanneer de posities op gelijke afstand op een kader liggen. De afstand kan in beide
assen verschillend zijn.
Wanneer u een ruitvormig kader wilt programmeren, geef dan hoek αX of αY op.
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Boren".
3.
Druk de softkeys "Posities" en "Lijn" in.
Het invoervenster "Positiepatroon" wordt geopend.
Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
Eenheid
311