Technologische functies programmeren (cycli)
8.1 Boren
Optillen
Bij het optillen kunnen de optilwaarde D en de oriëntatiehoek van het gereedschap α via de
machinegegevens of in het parametervenster worden bepaald. Wanneer beide parameters
via de machinegegevens vooraf zijn ingesteld, verschijnen ze niet in het parametervenster.
Opmerking
De cyclus "Kotteren" kan worden gebruikt wanneer de voor het boren voorziene spil
technisch in staat is om in positiegeregelde spilmodus over te gaan.
Zie ook
Spil klemmen (Pagina 235)
Naderen/verwijderen
1. Het gereedschap nadert met G0 op veiligheidsafstand van het referentiepunt.
2. Verplaatsen naar eindboordiepte met G1 en voor de cyclusoproep geprogrammeerd
3. Verblijftijd op eindboordiepte.
4. Georiënteerde spilstop op de onder SPOS geprogrammeerde spilpositie.
5. Bij selectie "Optillen" wordt de snijkant in max. 3 assen met G0 van de boringsrand weg
6. Terugtrekken met G0 op veiligheidsafstand van het referentiepunt.
7. Terugtrekken naar het terugtrekvlak met G0 op boorpositie in beide assen van het vlak
Procedure
290
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
toerental en voedingssnelheid.
verplaatst.
(coördinaten van het boringsmiddelpunt).
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Boren".
3.
Druk op de softkey "Kotteren" bij G-code.
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-8CP40-3JA1
Draaien