Technologische functies programmeren (cycli)
8.3 Contourdraaien
Parameters
Subprogramma
Labels in
subprogramma
8.3.8
Verspanen (CYLCE952)
Functie
Bij het afspanen houdt de cyclus rekening met basismateriaal dat kan bestaan uit een
cilinder, een overmaat op de afgewerkte contour of een willekeurige contour basismateriaal.
De contour basismateriaal moet u als een eigen gesloten contour voor de contour van het
afgewerkt stuk definiëren.
Voorwaarde
Bij een G-codeprogramma is ten minste een CYCLE62 voor de CYCLE952 noodzakelijk.
Als CYCLE62 slechts éénmaal aanwezig is, dan betreft het de afgewerkte contour.
Als CYCLE62 tweemaal aanwezig is, dan is de eerste oproep voor de contour
basismateriaal en de tweede oproep voor de afgewerkte contour (zie ook hoofdstuk
"Programmering").
Natrekken aan de contour
Om te vermijden dat bij het voorbewerken resterende hoeken blijven staan, kunt u "steeds
de contour natrekken" selecteren. Hierbij worden de randen die bij elke snede aan het einde
(op de bodem van de snedegeometrie) van de contour blijven staan, verwijderd. Met de
instelling "Natrekken tot vorig snedepunt" kan de bewerking van de contour worden
versneld. Resterende hoeken die daarbij ontstaan worden echter niet gedetecteerd of
bewerkt. Voer daarom voor de bewerking steeds een controle uit m.b.v. de simulatie.
Bij de instelling "automatisch" wordt steeds nagetrokken wanneer de hoek tussen snede en
contour een bepaalde waarde overschrijdt. Die hoek is vastgelegd in een machinegegeven.
360
Beschrijving
PRG: Subprogramma
PRG: Subprogramma
•
LAB1: Label 1
•
LAB2: Label 2
•
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-8CP40-3JA1
Eenheid
Draaien