Veld
Veldtype
Annuleren
Knop
Het submenu Sensors [Sensoren]
Via het submenu Sensors [Sensoren] kunnen de parameters van de vooraf gedefinieerde externe sensoren worden
bekeken, en in het geval van enkele vooraf gedefinieerde parameters binnen specifieke bereiken ook worden ingesteld.
Het menu bevat de volgende items die op volgorde worden beschreven in dit hoofdstuk:
• Kopparameters
• Statusteksten
• Gasnamen
• Bereiken
• Afmetingen
• Lin. tabellen
• Toewijzing
• Allocatie
Kopparameters
Afbeelding 38 Kopparameter
In dit venster worden de significante parameters van de externe sensoren weergegeven. Tijdens de normale werking
controleert de SUPREMATouch-software voortdurend het uitgangssignaal van de detector dat naar de
SUPREMATouch wordt verzonden. In het geval het uitgangssignaal van de detector onder UA
blokkeringsindicatie ingesteld voor dit meetpunt, en onder UA
uitgangssignaal van de detector hoger is dan UA
gebruikt voor een specifieke externe sensor zijn leeg.
Het is mogelijk om gebruikersspecifieke gegevens in te voeren voor sommige actieve externe sensoren (signaal van 4-
20 mA). Daartoe kunnen de volgende velden worden gewijzigd: Naam (Engels en lokale taal), UA
NL
Functie
het tikken op de knop, worden de parameters onmiddellijk
gecontroleerd om te zien of ze geldig zijn. Als de
parameters geldig zijn, worden ze onderdeel van de
parameterset van het systeem. Als dit niet het geval is,
wordt een waarschuwing weergegeven.
Druk op deze knop om de ingevoerde instellingen af te
wijzen voor de geselecteerde TCP/IP-instellingen.
idle
wordt een overloop aangegeven. Gegevensvelden die niet worden
over
SUPREMATouch
4 Systeemparameters invoeren
wordt een storingsindicatie ingesteld. In het geval het
komt, wordt een
min
, UA
, UA
en
min
idle
over
60