SUPREMA CAN-brug CBM
Als een satelliet wordt uitgevoerd met een kabellengte >20 meter, is een SUPREMA CAN-brug CBM vereist. Dat is
nodig voor galvanische isolatie, het gelijkstellen van bitsnelheden en het filteren van CAN-identificaties
(gegevensreductie).
Afbeelding 102 SUPREMA CAN-brug CBM
De SUPREMA CAN-brug wordt gevoed met 24 VDC (X101). De CAN-bus van het basisrek wordt aangesloten op NET 0
(X400), en het satellietrek wordt aangesloten op NET1 (X400) (exacte verbindingstoewijzingen kunnen worden
gevonden in de CAN-brughandleiding). Voor het instellen van parameters is een seriële interface (DSUB-plugconnector
x100) beschikbaar. De CAN-brug-parameters kunnen worden ingesteld met behulp van de "CAN-brug-rekenfunctie"
van de SUPREMA Manager. De codeschakelaars SW211 en SW210 van de CAN-bus zijn alleen voor interne
servicedoeleinden en moeten altijd in de positie 0 staan. Wanneer beide LEDs (1 en 2) branden, is de status 'goed'. Als
er een storing is op een van de twee CAN-bussen, gaat de bijbehorende LED knipperen, LED 1 voor NET 1 en LED 2
voor NET 0.
Voor de juiste werking van de SUPREMA CAN-brug, moeten een paar punten in overweging worden genomen:
• Baudsnelheidinstelling van het centrale rek (afhankelijk van het aantal meetpunten)
• Baudsnelheidinstelling van het satellietrek (afhankelijk van de afstand van de satelliet)
• Reknummer (Dip-schakelaar op de MIB-module)
• Componenten van de satellietrekken (plugposities van de MGO-, MAO-, MAI/MAR-, MGI/MGR-modules)
• Als meer dan één rek is aangesloten en tenminste één van die rekken wordt buiten de schakelkast bedreven,
moet de CAN-brug-rekenfunctie van de SUPREMA Manager software worden gebruikt om de noodzakelijke
reductie in baudsnelheid te berekenen op basis van de afstand in meters.
32 filters max. kunnen worden ingesteld, d.w.z. in een satelliet kunnen 15 MGO/MAO- of 10 MAI-modules max.
worden geïntegreerd.
NL
SUPREMATouch
12 Installatie
165