7 Kalibratie
Stability
voortgangsbalk
[Stabiliteit]
Status
Weergave
Einde
Knop
Opslaan
Knop
Annuleren
Knop
7.2
Passieve detectors kalibreren
Zorg vóór kalibratie ervoor dat de sensoren opgewarmd zijn.
Er kunnen maximaal 32 sensoren in één keer worden gekalibreerd.
Opwarmtijd is afhankelijk van de sensoren en de meetcomponenten (zie daarvoor bestemde sensorgegevens,
hoofdstuk
16
Sensorgegevens).
De benodigde vereiste nul- en testgas als testadapters en slangaansluitingen (zie de bedienings- en
onderhoudsinstructies van de sensor) voor de toevoer van de gassen zijn een voorwaarde voor de correcte uitvoering
van de kalibraties.
De duur en stroomsnelheid van de nul- en testgastoevoer kunnen worden gevonden in de bedienings- en
onderhoudsinstructies voor de sensor en het sensorgegevensblad (zie hoofdstuk
kwestie.
OPMERKING
MSA raadt het gebruik aan van testgas met een concentratie van ongeveer 50% van het meetbereik van het meetpunt.
In geen geval zou de testgasconcentratie minder moeten zijn dan 25% van het meetbereik. Indien mogelijk moeten het
testgas (het gas dat gebruikt wordt om de sensor te kalibreren) en het meetgas (het gas dat gecontroleerd moet worden)
identiek zijn. Indien dit niet het geval is en indien een referentiegas wordt gebruikt, moet de responsiefactor van de
gebruikte gasconcentratie bekend zijn (zie de bedienings- en onderhoudsinstructies van de sensor, referentiecurve).
Uitzonderingen op deze regel zijn sensortypes D-8101, D-8113, DF-8201, DF-8250, DF-8401 en DF-8603. Vanwege
het niet-lineaire uitgangssignaal van deze sensoren, moeten ze altijd worden geclassificeerd volgens de classificatie
(100% van het meetbereik), vooropgesteld dat dit onder de LEL ligt (onderste explosiegrens).
Voor de kalibratie met twee personen moet persoon 1 (bij de SUPREMATouch) en persoon 2 (bij de sensor in kwestie)
de volgende stappen uitvoeren:
103
kalibratie is.
Indicator voor een stabiel verschilsignaal Ux voor passieve detectors. Accepteer de
gemeten waarden alleen wanneer de voortgangsbalk vol is. Bij actieve transmitters
wordt dit veld niet weergegeven.
De huidige kalibratiestatus wordt kort weergegeven in dit veld. Tik voor meer
informatie op de "i" naast het statusveld.
Wanneer de lezingen voor nulgas- en testgasmetingen worden weergegeven in de
overeenkomstige velden, kunnen deze gevalideerd worden door op de knop End
[Beëindigen] te tikken. Wanneer alleen de nulgasmeting wordt weergegeven in de
overeenkomende velden, kan een nulpuntkalibratie worden uitgevoerd door op deze
knop te tikken. Dit is niet mogelijk wanneer de huidige kalibratie de eerste kalibratie
is.
Als op deze knop wordt getikt tijdens een nulgasmeting, wordt de huidige
meetwaarde in het nulgasveld geplaatst. Als er op de knop wordt getikt tijdens een
testgasmeting, wordt de huidige meetwaarde in het testgasveld geplaatst.
U kunt altijd op deze knop tikken om een kalibratie te beëindigen, mits er geen
voorinstelling wordt uitgevoerd. De resultaten tot dan toe worden ongeldig (m.u.v.
instellingen voor voorinstelling).
SUPREMATouch
16
Sensorgegevens) van de sensor in
NL