Afbeelding 7 Lijstweergave (met een meetpunt met alarmstatus)
De volgende ingangsgegevens worden weergegeven in deze weergave:
Nr.
Het nummer van gemeten ingang in het systeem. Dit nummer wordt bepaald door de systeemconfiguratie.
Label
De door de klant gedefinieerde beschrijving van de ingang.
Waarde
Numerieke waarde en meetdimensie. De gemeten waarden worden weergegeven in intervallen van 1
seconde, zo lang ze zich binnen het meetbereik bevinden. Als het meetbereik wordt overschreden, wordt
de hoogst bereikte waarde vastgehouden. In geval van signaalstoring of een alarmonderdrukking (tijdens
de opwarmperiode van specifieke sensortypes) worden streepjes weergegeven in plaats van de gemeten
waarde.
Status
De huidige status van de ingang. De status wordt met intervallen van 1 seconde geactualiseerd. De
volgende waarden kunnen worden weergegeven:
• Meten
• Calib. [Kalibratie] (meetpunt in kalibratiemodus)
• Inhibit [Geblokkeerd] (meetpunt geblokkeerd)
• Overflow [Overloop] (Gemeten waarde boven volledige schaal)
• SignalErr. [Signaalfout] (Gemeten waarde onder meetbereik of ontbrekende waarde)
• SystemErr. [Systeemfout] (Het was niet mogelijk voor de MDO om de gemeten waarde te verkrijgen)
• PA‐failed [PA-storing] (Voorinstellingsfout)
• Bij bepaalde sensortypes kan tekst worden gedefinieerd voor speciale statussen. Deze zijn gelabeld
met F: (bijv. F:OpticErr).
• suppressed [onderdrukt] (Alarm onderdrukt tijdens opwarmperiode van specifieke sensortypes)
• alarmen 1, 2, 3 en 4
• Free [vrij] (meetpunt is nog niet geparametriseerd)
NL
SUPREMATouch
3 Bediening van het systeem
26