12 Installatie
12.9
Aansluiten van sensoren
WAARSCHUWING!
Schakel altijd de systeemvoeding uit voordat u de sensoren aansluit.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of de dood.
VOORZICHTIG!
Onjuist aansluiten van de sensoren kan schade veroorzaken aan zowel de SUPREMATouch als de sensor zelf.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot gering of matig letsel.
• Zorg ervoor dat de adaptermodules die overeenkomen met de sensoren die in de toepasselijke MAI-module zijn
geplaatst (controleer of de volgorde juist is (hoofdstuk
• Nadat de sensoren zijn aangesloten moeten ze elektrisch worden gescheiden door de aansluitplug eruit te
trekken op de MAT- of MAT TS-module. Sluit ze afzonderlijk weer aan, alleen als onderdeel van de
opstartprocedure (hoofdstuk
losgekoppeld door aan de lintkabelconnector naar de MUT-module te trekken.
• Om te zorgen dat het systeem goed zal werken moet de EMC-richtlijn en de bepalingen daarvan in acht worden
genomen (hoofdstuk
De kabels die moeten worden aangesloten op de SUPREMA en op de sensoren moeten voldoen aan de toegestane
kabeldwarsdoorsnede en de maximale kabellengtes. Een gedetailleerde beschrijving van de verbindingen kan worden
gevonden in het verbindingsdiagram voor de sensor in kwestie en in het sensorgegevensblad (zie hoofdstuk
Sensorgegevens). De gebruiks- en onderhoudsinstructies van de aan te sluiten sensor moeten ook worden gevolgd.
Opmerking voor de werking met katalytische ontbrandingssensoren
Sensorgiften
Voor de veilige werking van de katalytische brandbaar gassensoren moet worden verzekerd dat in de omgevingslucht
geen stoffen en gassen aanwezig zijn die de sensor kunnen beschadigen of vergiftigen. Deze voor de sensor giftige
stoffen zijn o.a. silicone, silaanverbindingen, zwavelwaterstof, zwavelverbindingen. Neem bij twijfel direct contact op
met een medewerker van MSA die de mogelijke aanwezigheid van voor de sensor giftige stoffen moet bepalen en
alternatieve meetprocedures kan voorstellen.
Zuurstofconcentratie
De werking van katalytische brandbaar gassensoren is alleen mogelijk bij een O2-concentratie van meer dan 10 Vol.%.
Bij O2-concentratie van meer dan 22 Vol.% wordt de EX-goedkeuring voor externe meetkoppen ongeldig.
Vrij meten
Voor de installatie van de sensoren moet verzekerd worden dat de omgevingslucht vrij van ontbrandbare gassen is
(controleer bijvoorbeeld met draagbare testinstrumenten). De eenduidigheid van de meetwaarde-indicatie bij de
SUPREMATouch kan anders niet worden gegarandeerd.
3-draadswerking van passieve detectors
Bij gebruik van passieve detectors in 3-draadswerking, wordt aan de vereisten van lijncontrole conform EN 60079-29-1
alleen voldaan bij een maximale lijnweerstand van 1,7 ohm per leiding, respectievelijk een lusweerstand van 3,4 ohm.
Als de lijnweerstand groter is dan 1,7 ohm per leiding of de lusweerstand groter dan 3,4 ohm, wordt de 5-draadswerking
aanbevolen.
170
13
Opstarten). Als de MGT 40 TS-module wordt gebruikt, moet deze worden
12.2 Installatie-instructies voor het volgen van de
SUPREMATouch
12.6 Module
configuratie).
EMC-Richtlijnen).
16
NL