7 Kalibratie
Sensoren met een lineair uitgangssignaal: de concentratie van het testgas moet in het bovenste derde deel
van het meetbereik zijn. De weergegeven signaalspanning wordt berekend aan de hand van de formule:
Signaal = C / 100 * 1600 mV + 400 mV. Sensoren met een niet-lineair uitgangssignaal moeten worden
gekalibreerd volgens de classificatie. (Let op de LEL.) Signaalspanning voor volledige schaal: 2000 mV ± 10
mV.
Zie hoofdstuk
7.2 Passieve detectors kalibreren
7.5
Kalibratie met automatische ventielregeling
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de sensor voor de benodigde apparatuur.
Als ventielen zijn geconfigureerd in het menu Setup/Inputs and Outputs/Measuring Points [Instellen/Ingangen en
Uitgangen/Meetpunten], vindt de gastoevoer van persoon 2, zoals beschreven in hoofdstukken
kalibreren
en
7.4 Actieve transmitters kalibreren
moet nog steeds de waarden controleren en bevestigen.
7.6
Afzonderlijke nulaanpassing
Als de primaire kalibratie is voltooid, is het mogelijk om alleen het nulpunt aan te passen tijdens het onderhoudswerk. De
juiste span-waarde wordt dan verwerkt door de SUPREMATouch gebaseerd op de gegevens afkomstig van de laatste,
voltooide kalibratie. Voer de stappen voor nulaanpassing uit, zoals beschreven in de vorige delen. Na het opslaan van
de nulwaarde (met de knop Store [Opslaan]) kan de nulaanpassing worden uitgevoerd met de knop End [Beëindigen].
Het daaropvolgende dialoogvenster moet worden bevestigd met <YES> [JA].
OPMERKING
Als de waarde onder het nulaanpassingsbereik ligt, wordt de afzonderlijke nulinstelling geannuleerd en wordt een
waarschuwing weergegeven. Het overschrijden van de berekende spanwaarde is ook ongeldig en resulteert in de
annulering van de afzonderlijke nulinstelling. Dan wordt geadviseerd een complete kalibratie uit te voeren en, indien
nodig, de sensor te vervangen.
OPMERKING
Na de afzonderlijke nulinstelling wordt voor deze instellingen geen spanwaarde weergegeven in het kalibratiemenu en
in het logboek.
7.7
Kalibratie van groepen meetpunten
Wanneer een groep meetpunten is gedefinieerd en geparametriseerd als kalibreerbaar, kan de complete groep in één
keer in de kalibratiemodus worden gezet. Het startscherm en de waarden die moeten worden ingevoerd, zijn gelijk aan
een kalibratie van een enkel meetpunt.
Het meetgas, bereik en dimensie moeten hetzelfde zijn voor alle meetpunten in een groep als de groep voor dit
kalibratieproces moet worden gebruikt. Een groep kan 32 meetpunten bevatten.
Na het indrukken van de juiste startknop voor 1- of 2-man-kalibratie worden alle meetpunten van de groep in de
kalibratiemodus gezet. Naderhand verschijnt een lijst met alle meetpunten en hun kalibratiestatus. Het kalibratieproces
is gelijk aan eenpuntskalibratie. De huidige waarde van het geselecteerde meetpunt kan worden overgenomen door
indrukken van de knop Store [opslaan] of door naar het eenpuntskalibratiemasker te gaan door op het meetpunt te
tikken.
109
voor de kalibratieprocedures voor 1-man- en 2-mans-kalibratie.
automatisch plaats met behulp van deze ventielen. Maar persoon 1
SUPREMATouch
7.2 Passieve detectors
NL