• De instelling van de CAN-busbitsnelheid moet hetzelfde zijn voor alle rekken en moet overeenkomen met de
standaardinstellingen die gedefinieerd zijn voor het totale aantal ingangen in kwestie (hoofdstuk
configuratie).
• Ieder rek moet zijn eigen CAN-knooppuntnummer hebben. De standaardinstelling voor het eerste rek is 111
(hoofdstuk
12.6 Module
• In het geval van niet-redundante systemen is de standaardpraktijk om de CAN-A-busverbinding te gebruiken, bij
het maken van een redundant systeem wordt de CAN-B ook aangesloten (hoofdstuk
• Een koelventilator moet worden geïnstalleerd en gebruikt om het installatiekader te koelen als er meer dan 32
meetpunten worden gebruikt met passieve detectors.
De volgende beschrijving is alleen van toepassing op MST-versies met 2 aansluitingen (mannetje + vrouwtje)
voor elke CAN-bus.
Slechts één CAN-bus wordt beschreven, de optionele tweede CAN -bus wordt op dezelfde manier
aangesloten.
Voor aansluitingen en toewijzing van klemaansluitingen zie hoofdstuk
OPMERKING
Het systeemstoringsrelais moet worden aangesloten en worden bewaakt voor alle rekken!
2 rekken aansluiten:
De CAN-afsluitweerstand op rek 1 is niet ingesteld, op rek 2 is deze wel ingesteld.
Drie rekken aansluiten:
rack 1
Socket
CAN wiring
Afbeelding 98 3 rekken aansluiten
De CAN-afsluitweerstand op rek 1 en 2 is niet ingesteld, op rek 3 is deze wel ingesteld.
Vier rekken aansluiten:
De CAN-afsluitweerstand op rek 1, 2 en 3 is niet ingesteld, op rek 4 is deze wel ingesteld. Voor elk extra rek is een CAN-
lijncontact/plug vereist.
Een lijst met aansluitelementen voor CAN-bus kunt u vinden in hoofdstuk
te beperken van systemen met grote afstanden tussen sensoren of alarmen en SUPREMA-evaluatie-eenheid, kan het
registreren van meetwaarden en het besturen van alarmmiddelen, bij de sensoren worden uitgevoerd. Dit kan worden
bereikt door een SUPREMA-rek (rek met MDO-module) te installeren in een regelstation, en een SUPREMA-satellietrek
(rek zonder MDO) met alleen meetpunten en/of uitgangen in het veld te installeren. Beide rekken communiceren met
elkaar via de CAN-bus.
Dit betekent dat er slechts één CAN-buskabel (of 2 voor een redundant systeem) hoeft te worden aangesloten
in plaats van de mogelijke 64 sensorkabels, en de systeemstoringsrelais op alle rekken moeten worden
verbonden.
NL
configuratie).
rack 2
Plug
Socket
CAN wiring
SUPREMATouch
15 Redundante
12.13 Systeempoorten
(MST-module).
rack 3
Plug
19
Bestelinformatie. Om de installatiekosten
12 Installatie
12.6 Module
systemen).
163