Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Actieve Transmitters Kalibreren; Kalibratie Met Een Variabele Voedingsbron - MSA SUPREMATouch Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor SUPREMATouch:
Inhoudsopgave

Advertenties

7 Kalibratie
OPMERKING
In het geval van sensoren die tijdens kalibratie geen onderhoudsniveau verzenden, raden we aan de ingang te
blokkeren tijdens de eerste kalibratie in het menu Setup/Measuring points [Instellen/Meetpunten]. Als onderdeel van de
opstartprocedure wordt het aanbevolen om de juistheid van de weergegeven waarde te controleren door gas aan te
brengen op de sensoren of door een constante stroom te voeren aan de MAT-module van een bron met constante
stroom. De methode voor het corrigeren van de ingang van 4-20 mA wordt beschreven in hoofdstuk
transmitters
kalibreren.
7.4

Actieve transmitters kalibreren

Bij actieve transmitters (transmitters met een uitgang van 4-20 mA) moet de kalibratie direct worden uitgevoerd op de
sensor in overeenstemming met de bedienings- en onderhoudsinstructies van de sensor. Als standaardwaarden
interpreteert het SUPREMATouch-systeem een ingangsstroom van 4 mA als 0% van het meetbereik en een
ingangsstroom van 20 mA als 100% van het meetbereik.
Voor sensoren die geen onderhoudsniveau versturen tijdens kalibratie adviseert MSA het meetpunt de
vergrendelen tijdens kalibratie in het menu Setup/Measuring point [Instellen/Meetpunt].
Weergave controleren
Als ondanks correct gekalibreerde actieve transmitters de verwachte waarden (0% van het meetbereik voor een
signaalstroom van 4 mA en 100% van het meetbereik voor een signaalstroom van 20 mA) niet worden weergegeven op
de SUPREMATouch moet de kalibratie op de SUPREMATouch worden gecontroleerd en indien nodig worden
gecorrigeerd.
Hiertoe kan ofwel de signaalstroom van de aangesloten sensor ofwel een variabele voedingsbron worden gebruikt. Als
de signaalstroom van de sensor wordt gebruikt, controleert u of de sensor de juiste waarde geeft.
Wijzig het geselecteerde type sensor om een mogelijk incorrect ingesteld meetpunt te corrigeren:
1. Ga naar het menu Setup/Input and Outputs/Measuring Points/Sensor Data [Instellen/Ingang en
Uitgangen/Meetpunten/Sensorgegevens].
2. Selecteer een ander type sensor.
3. Bevestig de selectie met OK.
4. Selecteer opnieuw het type sensor dat aangesloten is en bevestig met OK.
Het meetpunt wordt teruggesteld op de standaardinstelling van 4 mA = 0% van het meetbereik en 20 mA = 100%
van het meetbereik.
OPMERKING
Tijdens deze kalibratie moet het meetpunt handmatig geblokkeerd zijn (alarmweigering).
OPMERKING
Voor actieve sensoren zijn aanpassingen van de MAI-module nodig noch mogelijk.
7.4.1

Kalibratie met een variabele voedingsbron

1. Vergrendel het betreffende meetpunt in het menu Setup/Input and Outputs/Measuring points [Instellen/ingang en
Uitgangen/Meetpunten] om te voorkomen dat een alarm wordt geactiveerd.
2. Koppel vervolgens de kabelverbindingen van de sensor naar de MAT-module los.
3. Sluit de variabele voedingsbron als volgt op de MAT-module aan:
MAT module aansluitklem 1: +pool van de voedingsbron (signaal)
107
SUPREMATouch
7.4 Actieve
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave