12 Installatie
• Voor de externe 24-volts voeding moet een lijnfilter van het type FN 660 (Schaffner); 20 A of vergelijkbaar worden
voorzien.
• Zorg dat de lijnfilters goed contact maken (lage weerstand) maken met de bevestigingsplaat van de servicekast.
• Er moet worden voorzien in een schoon aardpunt voor de potentiaalvereffening.
• Voedingskabels moeten uit de buurt worden gehouden van externe meet-/datakabels (> 30 cm).
• Alle kabels, tenzij anders aangegeven, moeten afgeschermd zijn (> 80% afscherming); ze moeten op het rek
worden aangesloten.
• Het rek moet worden voorzien van een aparte potentiaalvereffening.
• De aansluiting van de kabelafscherming moet zo kort mogelijk zijn.
• Kabels voor datatransmissie (CAN, RS232, enz.) moeten zijn afgeschermd. Er mag geen potentiaalverschil zijn
tussen de interface van de kabelafscherming en de aarde. De kabelafscherming moet goed contact hebben met
de behuizing van de plugconnectoren.
• De kabels voor externe rekken moeten dusdanig worden gelegd dat ze beschermd zijn tegen mechanische
schade (CAN, RS232, enz.).
Afbeelding 75 MAT-module, aansluiting van de afscherming
De sensoren aansluiten:
21. Via de MAT-module, direct op het rek:
De externe meetkabels voor passieve/actieve transmitters moeten worden afgeschermd (> 80% dekking) en de
kabelafscherming moet worden aangesloten op de daartoe bestemde aansluitklemmen.
22. Via de MAT TS-module in de servicekast (40-weg lintkabel):
De maximale lengte van 40-weg lintkabels is 5 meter.
MUT-module aangesloten op MAT TS-module
Passieve/actieve transmitterkabels en analoge uitvoerkabels worden meestal afgeschermd. De kabelafscherming moet
met een zo kort mogelijke afstand direct worden aangesloten op de aanwezige afschermingsaansluitklem.
MUT-module aangesloten op MRC TS-module
De lintkabel moet worden afgeschermd. De kabelafscherming moet met een zo kort mogelijke afstand direct worden
aangesloten op de aanwezige afschermingsaansluitklem.
MRC TS-module aangesloten op MRO16 (8) TS-module
138
SUPREMATouch
NL