3.3. Robotbesturing
wordt de hoek ingesteld op plafond (180 ), wand (90 ), vloer (0 ). De Kantelen-
knoppen kunnen worden gebruikt om een willekeurige hoek in te stellen. De
knoppen onderaan op het scherm worden gebruikt om de montage van de
robot te laten roteren, zodat deze overeenkomt met de daadwerkelijke mon-
tage.
3.3.8 Installatie
Er kunnen namen worden toegekend aan ingangs- en uitgangssignalen.
Hierdoor kan het eenvoudiger worden om te onthouden wat een signaal doet
wanneer u met de robot werkt. Selecteer een I/O door erop te klikken en stel
de naam in met behulp van het toetsenbord op het scherm. U kunt de naam
weer terugzetten door er alleen blanco tekens in te vullen.
Er zijn een paar opties ingeschakeld wanneer een uitgang wordt geselec-
teerd. Met het vakje kan een standaardwaarde voor de uitgang hoog of laag
worden ingesteld. Dit betekent dat de uitgang op deze waarde wordt ingesteld
wanneer een programma niet draait. Als het vakje is afgevinkt, blijft de huidige
status van de uitgang behouden nadat een programma is be ¨ eindigd. U kunt
ook opgeven of een uitgang op de I/O-tab kan worden geregeld (door pro-
grammeurs of operators en programmeurs) of dat uitsluitend robotprogramma's
de uitgangswaarde kunnen wijzigen.
Instelling I/O's
45
UR10