Hoofdstuk 14
b. Plaats de printcartridge op een vel papier met de inktopening naar boven.
c. Herhaal stap a en stap b voor elke printcartridge.
5.
Wrijf het sensorvenster voor elke printcartridge schoon met een droog
wattenstaafje of pluisvrije doek.
Het sensorvenster is een gebied van doorzichtig plastic vlakbij de koper- of
goudkleurige metalen contactpunten onderaan de printcartridge. Probeer deze
metalen contactpunten niet aan te raken.
6.
Installeer elke printcartridge in de sleuf. Duw de cartridge omlaag tot het klepje
op zijn plaats klikt.
Breng de kleur en het pictogram op de label van elke printcartridge in
overeenstemming met de kleur en het pictogram op de sleuf voor die
printcartridge.
310
Probleemoplossing