4.4 Uitgebreid bestandsbeheer
TNC 426, TNC 430
Het is aan te raden om met het uitgebreide
bestandsbeheer te werken, wanneer de bestanden in
verschillende directories moeten worden opgeslagen.
Zet daarvoor de MOD-functie PGM MGT (zie hoofdstuk
13.9) op Uitgebreid!
Let ook op hoofdstuk „4.2 Bestandsbeheer:
basisbegrippen"!
Directories
Daar er op de harde schijf zeer veel programma's resp. bestanden
opgeslagen kunnen worden, is het overzichtelijker wanneer de
afzonderlijke bestanden onderverdeeld worden in directories
(mappen). In deze directories kunnen weer volgende directories
aangelegd worden, de zg. subdirectories.
De TNC beheert max. 6 directory-niveaus!
Wanneer meer dan 512 bestanden in een directory
worden opgeslagen, dan zet de TNC de bestanden niet
meer in alfabetische volgorde!
Namen van directories
De naam van een directory mag maximaal 8 tekens lang zijn en
beschikt niet over een extensie. Wanneer meer dan 8 tekens voor
de naam van de directory worden ingegeven, breekt de TNC de
naam automatisch af na 8 tekens.
Pad
Een pad geeft het loopwerk en alle directories resp. subdirectories
weer, waarin een bestand is opgeslagen. De afzonderlijke
gegevens worden door een „\" gescheiden.
Voorbeeld: in het loopwerk TNC:\ werd de directory AUFTR1
gemaakt. Vervolgens werd in de directory AUFTR1 nog een
subdirectory NCPROG gemaakt en daar werd het
bewerkingsprogramma PROG1.I naartoe gekopieerd. Het
bewerkingsprogramma heeft dus het pad:
TNC:\AUFTR1\NCPROG\PROG1.I
Rechts wordt een voorbeeld gegeven van een directory-overzicht
met verschillende paden.
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
TNC:\
AUFTR1
NCPROG
WZTAB
A35K941
ZYLM
TESTPROG
HUBER
KAR25T
43