Contourfilter: M124 (niet bij TNC 426, TNC 430)
Standaardinstelling
Bij de berekening van een contourovergang tussen willekeurige
contourelementen houdt de TNC rekening met alle beschikbare
punten.
Instelling met M124
De instelling van M124 kan met machineparameters
worden aangepast.
Contourelementen met kleine punafstanden worden door de TNC
uitgefilterd en er wordt een contourovergang tussengevoegd.
Vorm van de contourovergang
Raakcirkel: MP7415.0 = 0
Op de aansluitpunten ontstaat door wijziging van de kromming
een versnellingssprong
Polynoom 3e orde (kubische spline): MP7415.0 = 1
Op de aansluitpunten ontstaat geen snelheidssprong
Polynoom 5e orde: MP7415.0 = 2
Op de aansluitpunten ontstaat geen versnellingssprong
Polynoom 7e orde: MP7415.0 = 3 (standaardinstelling)
Op de aansluitpunten ontstaat geen schoksgewijze sprong
Contourovergang afronden
Contourovergang niet afronden: MP7415.1 = 0
Contourovergang uitvoeren zoals met MP7415.0 is vastgelegd
(standaard contourovergang: polynooom 7e orde)
Contourovergang afronden: MP7415.1 = 1
contourovergang zo uitvoeren dat de resterende rechte
gedeeltes tussen de contourovergangen ook worden afgerond
Minimale lengte E van een contourelement
Met parameter E wordt vastgelegd tot welke lengte de TNC
contourelementen moet uitfilteren. Wanneer u met M112 een
toelaatbare contourafwijking heeft vastgelegd, houdt de TNC
hiermee rekening. Wordt geen tolerantiewaarde ingegeven, dan
berekent de TNC de contourovergang zodanig, dat nog net met de
geprogrammeerde baanaanzet wordt verplaatst.
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
125