Freesdiepte Q1 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de contour.
Overmaat kantnabewerking Q3 (incrementeel):
overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak.
Coörd. Coördinaat werkstukoppervlak Q5 (absoluut):
absolute coördinaat van het werkstukoppervlak.
Veilige hoogte Q7 (absoluut): absolute hoogte, waarin
een botsing tussen gereedschap en werkstuk is
uitgesloten; terugtrekpositie van het gereedschap aan
het einde van de cyclus.
Diepte-instelling Q10 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op de verplaatsing van het
gereedschap.
Aanzet diepteverplaatsing Q11: aanzet bij
verplaatsingen in de spilas.
Aanzet frezen Q12: aanzet bij verplaatsingen in het
bewerkingsvlak.
Freeswijze ? tegenloop = -1 Q15:
meelopend frezen:
tegenlopend frezen:
afwisselend mee- en tegenlopend frezen bij
meerdere verplaatsingen:
NC-voorbeeldregel:
62
G125 Q1=-20 Q3=+0 Q5=+0 Q7=+50 Q10=+5 Q11=100
Q12=350 Q15=+1*
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
ingave = +1
ingave = –1
ingave = 0
205