Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 410 Bedieningshandboek pagina 211

Din/iso-programmering
Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 410:

Advertenties

8.7 SL-cycli groep II (niet bij TNC 410)
Met de SL -cycli kunnen ingewikkeld samengestelde contouren
contourgeoriënteerd bewerkt worden, om een bijzonder hoge
kwaliteit van het oppervlak te verkrijgen.
Eigenschappen van de contour
Een totale contour kan uit overlappende deelcontouren (t/m 12
stuks) samengesteld worden. Willekeurige kamers en eilanden
vormen daarbij de deelcontouren.
De lijst van deelcontouren (onderprogrammanummers) wordt in
cyclus G37 CONTOUR ingegeven. De TNC berekent uit de
deelcontouren de totale contour.
De deelcontouren zelf worden als onderprogramma ingegeven.
Het geheugen voor de SL -cyclus is beperkt. Alle onderprogramma's
mogen in totaal niet meer dan b.v. 128 rechte-regels bevatten.
Eigenschappen van de onderprogramma's
Coördinatenomrekeningen zijn toegestaan.
De TNC negeert aanzetten F en additionele M-functies.
De TNC herkent een kamer, als er langs de binnenkant van de
contour wordt rondgegaan, b.v. beschrijving van de contour in de
richting van de wijzers van de klok met radiuscorrectie G42.
De TNC herkent een eiland, als er langs de buitenkant van de
contour wordt rondgegaan, b.v. beschrijving van de contour in de
richting van de wijzers van de klok met radiuscorrectie G41.
De onderprogramma's mogen geen coördinaten in de spilas
bevatten.
In de eerste coördinatenregel van het onderprogramma wordt het
bewerkingsvlak vastgelegd. Additionele assen U,V,W zijn
toegestaan.
Eigenschappen van de bewerkingscycli
De TNC positioneert voor elke cyclus automatisch naar
veiligheidsafstand.
Elk diepteniveau wordt zonder het opnemen van het gereedschap
gefreesd; om de eilanden wordt zijdelings verplaatst.
De radius van „binnenhoeken" is programmeerbaar – het
gereedschap blijft niet staan, markeringen door vrije sneden
worden verhinderd (geldt voor buitenste baan bij het uitruimen en
zijdelings nabewerken).
Bij het nabewerken van de zijkanten benadert de TNC de contour
via een tangentiale cirkelbaan.
Bij het nabewerken van de diepte verplaatst de TNC het
gereedschap eveneens via een tangentiale cirkelbaan op het
werkstuk (b.v. spilas Z: cirkelbaan in vlak Z/X).
De TNC bewerkt de contour ononderbroken meelopend of
tegenlopend.
Met MP7420 wordt vastgelegd, waarheen de TNC gereed-
schap aan het einde van cycli G121 t/m G124 positioneert.
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
195

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tnc 426Tnc 430