Contourovergangen tussen willekeurige
contourelementen tussenvoegen: M112
(niet bij TNC 426, TNC 430)
Standaardinstelling
De TNC stopt de machine kort (precisiestop) bij alle
richtingsveranderingen die groter zijn dan de vooraf ingestelde
grenshoek (MP7460).
Bij programmaregels met radiuscorrectie (RR/RL) voegt de TNC op
de buitenhoeken automatisch een overgangscirkel tussen.
Instelling met M112
De instelling van M112 kan met machineparameters
worden aangepast.
De TNC voegt tussen willekeurige (gecorrigeerde en
ongecorrigeerde) contourelementen die in het vlak of de ruimte
kunnen liggen, een te kiezen contourovergang in:
Raakcirkel: MP7415.0 = 0
Op de aansluitpunten ontstaat door wijziging van de kromming
een versnellingssprong
Polynoom 3e orde (kubische spline): MP7415.0 = 1
Op de aansluitpunten ontstaat geen snelheidssprong
Polynoom 5e orde: MP7415.0 = 2
Op de aansluitpunten ontstaat geen versnellingssprong
Polynoom 7e orde: MP7415.0 = 3 (standaardinstelling)
Op de aansluitpunten ontstaat geen schoksgewijze sprong
Toelaatbare contourafwijking E
Met tolerantiewaarde T wordt vastgelegd hoeveel de gefreesde
contour van de vooraf ingestelde contour mag afwijken. Wordt
geen tolerantiewaarde ingegeven, dan berekent de TNC de
contourovergang zodanig, dat nog net met de geprogrammeerde
baanaanzet wordt verplaatst.
Grenshoek H
Wanneer een grenshoek A wordt ingegeven, vlakt de TNC alleen
de contourovergangen, waarbij de hoek van de
richtingsverandering groter is dan de geprogrammeerde
grenshoek. Wordt grenshoek = 0 ingegeven, dan verplaatst de TNC
zich ook met constante versnelling via contourelementen met
tangentiale aansluiting. Ingavebereik: 0° t/m 90°
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
Y
A
X
123