2
veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat
e
spilas, waarin botsing tussen het gereedschap en het
werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is.
Midden van de 1
tap in de hoofdas van het bewerkingsvlak.
Midden van de 2
tap in de nevenas van het bewerkingsvlak.
Lengte van de 1
van de tap, parallel aan de hoofdas van het
bewerkingsvlak.
Lengte van de 2
van de tap, parallel aan de nevenas van het
bewerkingsvlak.
Hoekradius Q220: radius van de hoek van de tap.
Overmaat 1
as Q221 (incrementeel): overmaat in de
e
hoofdas van het bewerkingsvlak, gerelateerd aan de
lengte van de tap.
RONDKAMER (cycli G77, G78)
1 Het gereedschap steekt in op de startpositie (kamermidden) van
het werkstuk en verplaatst naar de eerste diepte-instelling.
2 Aansluitend beschrijft het gereedschap met aanzet F de in de
afbeelding rechts getoonde spiraalvormige baan; voor zijdelingse
verplaatsing k zie cyclus G75/G76 KAMERFREZEN.
3 Dit proces herhaalt zich, totdat de diepte is bereikt.
4 Aan het einde verplaatst de TNC het gereedschap naar de
startpositie terug.
Let voor het programmeren op het volgende
Positioneerregel op het startpunt (midden van de kamer)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie G40
programmeren.
Positioneerregel op het startpunt in de spilas
(veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak)
programmeren.
Het voorteken van de parameter diepte legt de
werkrichting vast.
Een door het midden snijdende vingerfrees gebruiken
(DIN 844), of voorboren in het midden van de kamer.
Rotatierichting bij het frezen
In richting v. wijzer v.d. klok: G77
Tegen wijzers v.d. klok in: G78
HEIDENHAIN TNC 410, TNC 426, TNC 430
as Q216 (absoluut): midden van de
e
as Q217 (absoluut): midden van de
e
zijde Q218 (incrementeel): lengte
e
zijde Q219 (incrementeel): lengte
e
Y
Q218
Q207
Q217
Q216
Y
X
Q221
X
173