Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 410 Bedieningshandboek pagina 172

Din/iso-programmering
Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 410:

Advertenties

Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen onderkant van gereedschap en
werkstukoppervlak
Diepte Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de boring.
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij boren
op de schroeflijn in mm/min
Verplaatsing per schroeflijn Q334 (incrementeel): maat
waarmee het gereedschap op een schroeflijn (=360°)
telkens wordt verplaatst.
Let erop dat bij een te grote verplaatsing zowel het
gereedschap zelf als het werkstuk wordt beschadigd.
Om te voorkomen dat er een te grote verplaatsing wordt
ingegeven, moet in de gereedschapstabel in de kolom
ANGLE de maximaal mogelijke insteekhoek van het
gereedschap (zie „5.2 Gereedschapsgegevens+) worden
ingegeven. De TNC berekent dan automatisch de
maximaal toegestane verplaatsing en verandert
eventueel de door u ingegeven waarde.
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat
werkstukoppervlak.
2
veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat
e
spilas, waarin botsing tussen het gereedschap en het
werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is.
Nominale diameter Q335 (absoluut): boringdiameter.
Wanneer u voor de nominale diameter en de
gereedschapsdiameter dezelfde waarde heeft
ingegeven, boort de TNC zonder
schroeflijninterpolatie direct naar de ingegeven
diepte.
156
NC-voorbeeldregel:
12
G208 Q200=2 Q201=-80 Q206=150
Q334=1.5 Q203=+0 Q204=50 Q335=25*
8 Programmeren: cycli

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tnc 426Tnc 430