PROCEDURE VOOR STARTEN VAN DE GEFORCEERDE
ACTIVERINGSMODUS VAN DE MOTOR
Als de motor moet blijven draaien terwijl
de auto stilstaat om de emissiewaarden
van de uitlaatgassen te controleren of
om onderhoud aan de auto uit te voeren,
volg dan de onderstaande procedure om
de geforceerde activeringsmodus van de
motor te starten.
1. Zet bij stilstaande auto de
selectiehendel in stand P (parkeren).
Activeer de parkeerrem. Volg daarna
de stappen (1) tot en met (5).
Onderstaande stappen van (1) tot en
met (5) moeten binnen 60 seconden
worden voltooid. Als dat niet gebeurt,
wordt het proces gereset en moet u
opnieuw beginnen vanaf stap (1).
(1) Zet het contact in stand ON. Druk
bij auto's uitgerust met Smart Key
twee keer op de startknop zonder het
rempedaal in te trappen.
(2) Zet de selectiehendel in stand P
(parkeren) en trap het gaspedaal
twee keer in.
(3) Zet de selectiehendel in stand N
(neutraal) en trap het gaspedaal twee
keer in.
(4) Zet de selectiehendel in stand P
(parkeren) en trap het gaspedaal
twee keer in.
(5) Start de motor met het rempedaal
ingetrapt en laat de motor stationair
draaien.
De motor blijft stationaire draaien en
de geforceerde activeringsmodus
van de motor blijft geactiveerd, zelfs
wanneer de selectiehendel in een
andere stand wordt gezet.
2. Het lampje '
' in het
instrumentenpaneel knippert wanneer
de geforceerde activeringsmodus
van de motor actief is. Controleer
of het lampje '
' knippert om te
controleren of de motor zich in
de geforceerde activeringsmodus
bevindt.
Het lampje '
' blijft knipperen totdat
de geforceerde activeringsmodus
wordt geannuleerd. Wanneer de
modus wordt geannuleerd, stopt het
lampje '
' met knipperen.
3. Zet de auto uit om de geforceerde
activeringsmodus van de motor te
annuleren.
09
9-67