Instellingen functie
Camera settings
U kunt de instellingen van Rear
View Monitor wijzigen door op het
instellingsicoon (
drukken terwijl het systeem in werking
is of door in het menu Instellingen
Camera-instellingen" te selecteren
terwijl de motor AAN staat.
In de Display-inhoud kunt u de
instellingen voor "Rear View
Parking Guidance" wijzigen en in
de Scherminstellingen kunt u de
"Helderheid" en het "Contrast"
wijzigen.
Werking van de functie
Bedieningstoets
Toets Parking/View (indien van
toepassing)
Druk op de toets Parking/View om Rear
View Monitor in te schakelen.
Druk nogmaals op de toets om het
system uit te schakelen.
Achteraanzicht
Voorwaarden voor gebruik
Met de versnelling in R (achteruit) zal het
beeld op het scherm verschijnen.
Druk op de Parking/View - weergave toets
als de versnelling in P (Parkeren) staat, het
beeld verschijnt op het scherm.
) op het scherm te
OOSH070042L
Voorwaarden voor uitschakelen
Het achteraanzicht kan niet worden
uitgeschakeld terwijl de transmissie in
R (Achteruit) staat.
Druk nogmaals op de Parking/
View - weergave toets (1) terwijl de
versnelling in P (Parkeren) staat met
het achteraanzicht op het scherm, het
achteraanzicht wordt uitgeschakeld.
Schakel van R (Reverse achteruit) naar
P (Parkeren), het achteraanzicht wordt
uitgeschakeld.
Functie Rear View Hold
Het achteraanzicht blijft zichtbaar op het
scherm om u te helpen bij het parkeren.
De parkeerassistentie wordt echter niet
weergegeven.
Voorwaarden voor gebruik
Schakel van R (Achteruit) naar N
(Neutraal) of D (Rijden), dan verschijnt
het achteraanzicht op het scherm.
Voorwaarden voor uitschakelen
Het achteraanzicht wordt
uitgeschakeld als de rijsnelheid hoger
is dan 10 km/u.
Schakel naar P (Parkeren), het
achteraanzicht wordt uitgeschakeld.
07
7-113