Bestuurdershulp
Het systeem werkt wanneer aan al de
volgende voorwaarden is voldaan:
- Er wordt naar stand R (Achteruit)
geschakeld
- De rijsnelheid is lager dan 8 km/u
- Het naderende voertuig bevindt
zich op ca. 1.5 m links of rechts van
uw auto.
- De rijsnelheid van het voertuig dat
van links of rechts nadert, is hoger
dan 5 km/h
De noodrem wordt geactiveerd om
een botsing met de voertuigen die
van links en rechts naderen te helpen
voorkomen.
WAARSCHUWING
Het aansturen van de remmen eindigt in
de volgende gevallen:
- Het aankomende voertuig verlaat het
detectiebereik
- Het aankomende voertuig rijdt
achter u uw auto voorbij
- Het naderende voertuig niet rijdt in
de richting van uw voertuig
- Het naderende voertuig vertraagt
- De bestuurder trapt het rempedaal
krachtig genoeg in
7-128
De auto tot stilstand brengen en het
aansturen van de remmen beëindigen
Wanneer de auto tot stilstand is
gebracht door de noodrem, verschijnt
de waarschuwing 'Rij voorzichtig' op
het instrumentenpaneel.
Voor zijn/haar veiligheid dient
de bestuurder het rempedaal
onmiddellijk in te trappen en de
omgeving te controleren.
Het aansturen van de remmen wordt
beëindigd nadat de auto door toedoen
van de noodrem gedurende ongeveer
2 seconden heeft stilgestaan.
Tijdens een noodstop, wordt het
aansturen van de remmen door het
systeem automatisch geannuleerd
wanneer de bestuurder het rempedaal
hard intrapt.
OTM070169L