Verlichting buitenzijde
Bediening verlichting
Draai, om de verlichting te bedienen,
de knop op het uiteinde van de
combischakelaar naar een van de
volgende standen:
1. UIT-stand
2. Stand automatisch dimlicht
3. Stand stadslicht
4. Stand dimlicht
Dagrijverlichting (DRL)
De dagrijverlichting (DRL) zorgt ervoor
dat medeweggebruikers uw auto
overdag beter zien, met name na
zonsopgang en voor zonsondergang.
Het DRL-systeem zorgt ervoor dat de
dagrijverlichting wordt uitgeschakeld als:
De dimlichten of voormistlampen
aanstaan.
Het stadslicht aanstaat.
De auto is uitgezet.
Stand automatische dimlichten (indien van
toepassing)
De stadslichten en dimlichten worden
in- en uitgeschakeld aan de hand van
de hoeveelheid daglicht, gemeten door
de omgevingslichtsensor midden op het
OOSH059043L
dashboard.
Ook wanneer de automatische
verlichtingsstand is ingeschakeld, is het
raadzaam om de verlichting handmatig
in te schakelen wanneer u 's nachts
of in de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt.
OPMERKING
Dek de sensor (1) voorop het
dashboard niet af en mors er ook
niets op.
Reinig de sensor niet met een
ruitenreiniger. Deze laat een dunne
laag achter op de sensor, waardoor
deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto extra
getint glas heeft of is voorzien van
een metaalhoudende coating,
functioneert het automatische
verlichtingssysteem mogelijk niet
goed.
05
OOSH059044L
5-45