Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstuk 4 Het beademingsapparaat gebruiken
Ga voor het wijzigen van een activeringsniveau in het PIP-contextmenu als volgt te werk:
1. Houd de PIP-parameterknop ingedrukt totdat het PIP-contextmenu wordt weergegeven.
Laat de PIP-parameterknop los en draai vervolgens aan de draaiknop totdat het
2.
activeringsniveau wordt gemarkeerd, en druk op de knop Accepteren. De huidige instelling
voor de contextmenuparameter wordt gemarkeerd.
3.
Draai aan de draaiknop om de waarde van de parameter aan te passen.
Druk op de knop Accepteren.
4.
Opmerking: De schaal van de luchtwegdrukgolfvorm varieert op basis van de PIP-
PIP-parametervensterreferentie
In de volgende tabel worden de opties en het bereik voor het PIP-parametervenster weergegeven.
PIP-parametervenster
Primaire parameter
Secundaire
parameters
Alarmgrenzen
Gemeten waarde
PIP-contextmenu
Trigger voor
(ondersteund/
spontaan)
* De SIMV-modus is een optionele modus en is mogelijk niet beschikbaar op uw
beademingsapparaat.
4-20
bovengrens. Als de golfvorm te klein is, wordt de PIP-bovengrens misschien te
hoog ingesteld.
PIP
PEEP
PS
EPAP
IPAP
PIP hoog
PIP laag
Gemiddelde
luchtwegdruk
MAP
Paw-curve
Standaard: -2
www.zoll.com
Opties/bereik
Beschikbaarheid/opmerkingen
10 tot 80
Volumedoel: meetwaarde
Drukdoel: regelingsinstelling
Bij PIP-waarden groter dan
60 cm H
een afzonderlijke bevestiging
uitvoeren.
AC en SIMV*
0 tot 30
3 tot 30
CPAP
0 tot 60 cm H
O
Spontane ademhalingen (SIMV*
2
en CPAP)
3 tot 30
BL
6 tot 60
20 tot 100
PEEP mag niet binnen
5 cm H
de PIP-bovengrens liggen.
3 tot 35, Uit
0 tot 99,9
0 tot 100
-6 tot -0,5
Instelstappen: 0,5
O moet de gebruiker
2
O van de instelling voor
2
9650-002363-16 Rev A
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
