Basisprincipes van de pulsoxymeter
R is opnieuw de verhouding tussen twee arteriële puls-toegevoegde absorptiesignalen en de
waarde wordt gebruikt om de saturatie SpO
te vinden in een empirisch afgeleide vergelijking
2
in de software van de oxymeter. De waarden in de empirisch afgeleide vergelijking zijn
gebaseerd op menselijke bloedonderzoeken ten opzichte van een laboratorium
co-oxymeter op gezonde volwassen vrijwilligers in geïnduceerde hypoxiestudies.
De bovengenoemde vergelijkingen worden gecombineerd en er wordt een ruisreferentie (N')
vastgesteld:
N' = S(660)-S(905) x R
Als er geen ruis is, N' = 0: dan S(660) = S(905) x R, wat dezelfde relatie is als voor de
traditionele pulsoxymeter.
De vergelijking van de ruisreferentie is gebaseerd op de R-waarde, waarmee de SpO
kan
2
worden bepaald. In de software van de MS-plaat worden de mogelijke R-waarden die
overeenkomen met een SpO
-waarde van 1% tot 100% doorzocht, waarbij voor elke R-waarde
2
een N'-waarde wordt gegenereerd. De S(660)- en S(905)-signalen worden verwerkt via een
Adaptive Correlation Canceler (ACC) waarin elke mogelijke ruisreferentie (N') is
meegenomen om tot een uitgangsvermogen te komen voor elke mogelijke R-waarde (dat wil
™
zeggen elke SpO
-waarde tussen 1% en 100%). Het resultaat is een DST
-curve (discrete-
2
saturatietransformatie) waarin het relatieve uitgangsvermogen is uitgezet tegen de mogelijke
SpO
-waarden (zie de volgende afbeelding waarin R overeenkomt met SpO
= 97%:
2
2
Discrete-saturatietransformatie
TM
DST
Afbeelding C-2 Discrete-saturatietransformatie door de pulsoxymeter
De DST-curve laat twee pieken zien; de piek die overeenkomt met de hogere saturatie wordt
geselecteerd als de SpO
-waarde. De berekening wordt elke twee seconden, voor de vier meest
2
recente seconden aan ruwe data, in zijn geheel herhaald. De door de MS-plaat berekende SpO
2
komt daarom overeen met een voortschrijdend gemiddelde voor het arteriële hemoglobine dat
elke twee seconden wordt bijgewerkt.
De sensoren zijn ontworpen als oppervlakteapparaten voor contact met de huid en voor
langdurige contact, >24 uur tot 30 dagen, zoals gedefinieerd in ISO 10993-1. Alle materialen
die contact maken met de patiënt, voldoen aan ISO 10993-1 voor cytotoxiciteit, sensibilisatie
en irritatie of intracutane reactiviteitstests.
De sensoren zijn ontworpen om een temperatuur van 41 °C niet overschrijden, gebaseerd op
een maximale bedrijfstemperatuur van 35 °C.
9650-002363-16 Rev A
Bedieningshandleiding voor het ZOLL-beademingsapparaat
C-3