12.1 MOD-functies kiezen, veranderen
en verlaten
Via de MOD-functies kunnen additionele weergaven en
ingavemogelijkheden gekozen worden. Welke MOD-functies
beschikbaar zijn, hangt van de gekozen werkstand af.
MOD-functies kiezen
Werkstand kiezen, waarin u MOD-functies zou willen veranderen.
MOD-functies kiezen: toets MOD indrukken. De
afbeeldingen rechts tonen typische beeldschermmenu's
van Programmeren/bewerken (afb. rechtsboven),
Programmatest (afb. rechts in het midden) en van een
machinewerkstand (afb. op de volgende blz.).
Instellingen veranderen
MOD-functie in het getoonde menu d.m.v. de pijltoetsen kiezen.
Voor het veranderen van een instelling, zijn – afhankelijk van de
gekozen functie - drie mogelijkheden beschikbaar:
Getalwaarde direct ingeven, b.v. bij het vastleggen van de
begrenzing van het verplaatsingsbereik
Instelling veranderen door het indrukken van de ENT-toets, b.v. bij
het vastleggen van de programma-ingave.
Instelling veranderen via een keuzevenster. Wanneer meerdere
instelmogelijkheden beschikbaar zijn, kan door het indrukken van de
toets GOTO een venster worden getoond, waarin alle
instelmogelijkheden met één oogopslag te zien zijn. Kies de
gewenste instelling direct door het indrukken van het
overeenkomstige getal (links van de dubbele punt), of met de
pijltoets gevolgd door de ENT-toets. Wanneer de instelling niet
veranderd moet worden, sluit dan het venster met de END-toets.
MOD-functies verlaten
MOD-functie beëindigen: softkey EINDE of END-toets indrukken.
Overzicht MOD-functies
Afhankelijk van de gekozen werkstand kunnen onderstaande
veranderingen uitgevoerd worden:
Programmeren/bewerken:
meerdere softwarenummers weergeven
sleutelgetal ingeven
interface instellen
machinespecifieke gebruikerparameters
evt. HELP-bestanden tonen
320
12 MOD-functies