FN15:PRINT
Teksten of Q-parameterwaarden ongeformatteerd
uitgeven
Data-interface instellen: bij het menupunt PRINT resp.
PRINTTEST wordt het pad vastgelegd, waaronder de TNC
de teksten of de waarden van Q-parameters moet
opslaan. Zie „12 MOD-functies, data-interface instellen" .
Met de functie FN15: PRINT kunnen waarden van Q-parameters en
foutmeldingen via de data-interface uitgegeven worden, b.v. naar een
printer. Wanneer de waarden intern opgeslagen of naar een andere
computer uitgegeven worden, slaat de TNC de gegevens op in het
bestand %FN15RUN.A (uitgave tijdens de programma-afloop) of in het
bestand %FN15SIM.A (uitgave tijdens de programmatest).
Dialogen en foutmeldingen uitgeven met FN15:
PRINT „getalwaarde"
Getalswaarde 0 t/m 99:
vanaf 100:
Voorbeeld: dialoognummer 20 uitgeven
67 FN
5: PRINT20
Dialogen en Q-parameters uitgeven met FN15:
PRINT „Q-parameters"
Toepassingsvoorbeeld: protocolleren van een werkstukmeting.
Er kunnen max. zes Q-parameters en getalswaarden tegelijkertijd
uitgegeven worden. Deze worden d.m.v. schuine strepen gescheiden.
Voorbeeld: dialoog 1 en getalswaarde Q1 uitgeven
70 FN
5: PRINT /Q
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430
dialogen voor fabrikantencycli
PLC-foutmeldingen
283