IN VRIJLOOP VERPLAATSEN (cyclus 204)
Machine en TNC moeten door de machinefabrikant
voorbereid zijn voor het in vrijloop verplaatsen.
De cyclus werkt alleen met zogenaamde terugwaartse
kotterbaars
Met deze cyclus worden verplaatsingen gemaakt, die zich op de
onderkant van het werkstuk bevinden.
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX
naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
2 Aansluitend voert de TNC een spiloriëntatie uit op de 0°-positie en
verplaatst het gereedschap met de vrijloopverplaatsing.
3 Aansluitend steekt het gereedschap met de aanzet
voorpositioneren in de voorgeboorde boring in, totdat de snijkant op
veiligheidsafstand onder de onderkant van het werkstuk staat.
4 De TNC verplaatst nu het gereedschap weer naar het midden van
de boring, schakelt de spil en evt. het koelmiddel in en verplaatst
dan met de aanzet vrijloop naar de ingegeven kamerhoogte.
5 Indien ingegeven, staat het gereedschap op de bodem van de
verplaatsing stil en verplaatst aansluitend weer vanuit de boring,
voert een spiloriëntatie uit en verplaatst opnieuw met de
vrijloopverplaatsing.
6 Aansluitend verplaatst de TNC het gereedschap met aanzet
voorpositioneren terug naar de veiligheidsafstand en van daaruit -
indien ingegeven - met FMAX naar de 2
Let voor het programmeren op het volgende
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0
programmeren.
Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de
werkrichting bij het vrijlopen vast. Opgelet: positief
voorteken loopt vrij in de richting van de positieve spilas.
Gereedschapslengte zo ingeven, dat niet de snijkant, maar
de onderkant van de kotterbaar opgemeten is.
De TNC houdt voor de berekening van het startpunt van de
vrijloop rekening met de lengte van de snijkant van de
kotterbaar en de materiaaldikte.
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430
veiligheidsafstand.
e
Z
X
171