Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen
gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
Diepte Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de boring (punt van
de boor).
Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid
van het gereedschap bij het boren in mm/min.
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op verplaatsing van het gereedschap.
De TNC verplaatst in één slag naar diepte als:
diepte-instelling en diepte gelijk zijn
de diepte-instelling groter is dan de diepte
De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-instelling te
zijn.
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat
werkstukoppervlak.
2
veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat
e
spilas, waarin botsing tussen het gereedschap en het
werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is.
Afnamefactor Q212 (incrementeel): waarde waarmee de
TNC de diepte-instelling Q201 vermindert
Minimale diepte-instelling Q205 (incrementeel): wanneer
een afnamefactor is ingegeven, begrenst de TNC de
verplaatsing op de met Q205 ingegeven waarde.
Voorstop-afstand boven Q258 (incrementeel):
veiligheidsafstand voor ijlgangpositionering, wanneer de
TNC het gereedschap na terugtrekken uit de boring
weer naar de actuele diepte-instelling verplaatst; waarde
bij de eerste verplaatsing
Voorstop-afstand onder Q259 (incrementeel):
veiligheidsafstand voor ijlgangpositionering, wanneer de
TNC het gereedschap na terugtrekken uit de boring
weer naar de actuele diepte-instelling verplaatst; waarde
bij de laatste verplaatsing
Wanneer u voor Q258 een andere waarde dan voor Q259
ingeeft, verandert de TNC de voorstop-afstand tussen de
eerste en laatste verplaatsing gelijkmatig.
Boordiepte tot spaanbreken Q257 (incrementeel):
verplaatsing, nadat de TNC het spaanbreken heeft
uitgevoerd. Geen spaanbreken als 0 is ingegeven
Terugtrekken bij spaanbreken Q256 (incrementeel):
waarde waarmee de TNC het gereedschap bij
spaanbreken terugtrekt
Stilstandstijd beneden Q211: tijd in seconden, die het
gereedschap op de bodem van de boring stilstaat.
174
NC-voorbeeldregels:
12
Y L DEF 205 UNIVERSEEL-DIEPBOREN
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFSTAND
Q201=-80
;DIEPTE
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q202=15
;DIEPTE-INSTELLING
Q203=+0
; OÖR. OPPERVLAK
Q204=50
;2e VEILIGHEIDSAFSTAND
Q212=0.5
;AFNAMEFA TOR
Q205=3
;MIN. DIEPTE-INSTELLING
Q258=0.5
;VOORSTOP-AFSTAND BOVEN
Q259=1
;VOORSTOP-AFSTAND ONDER
Q257=5
;BOORDIEPTE SPAANBREKEN
Q256=0.2
;TERUGT. BIJ SPAANBREKEN
Q211=0.25
;STILSTANDSTIJD BENEDEN
8 Programmeren: cycli