Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen
gereedschapspunt (startpositie) en werkstukoppervlak;
richtwaarde: 4x spoed
Boordiepte Q201 (draadlengte, incrementeel): afstand
tussen werkstukoppervlak en einde van draad
Aanzet F Q206: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het schroefdraad tappen
Aanzet bepalen: F = S x p
F: aanzet (mm/min)
S: spiltoerental (omw/min)
p: spoed (mm)
Stilstandstijd onder Q211: waarde tussen 0 en
0,5 seconden ingeven, om vastzetten van het
gereedschap tijdens terugtrekken te voorkomen
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat
werkstukoppervlak.
2
veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat
e
spilas, waarin botsing tussen het gereedschap en het
werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is.
Gereedschap terugtrekken bij een programma-onderbreking
Wanneer tijdens het schroefdraad tappen de externe stoptoets
ingedrukt wordt, toont de TNC een softkey, waarmee het gereedschap
kan worden teruggetrokken.
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430
NC-voorbeeldregels:
25
Y L DEF 206 S HROEFDRAAD TAPPEN NIEUW
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFSTAND
Q201=-20 ;DIEPTE
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q211=0.25 ;STILSTANDSTIJD ONDER
Q203=+0
; OÖRD. OPPERVLAK
Q204=50
;2e VEILIGHEIDSAFSTAND
179