Andere gereedschappen toepassen: deltawaarden
Wanneer gereedschappen toegepast worden, die andere afmetingen
hebben dan de oorspronkelijk geplande gereedschappen, dan moet
het verschil tussen de lengten en radii als deltawaarden in de
gereedschapstabel of in de gereedschapsoproep TOOL CALL
ingegeven worden.
Positieve deltawaarde DL, DR, DR2
De maten van het gereedschap zijn groter dan die van het originele
gereedschap (overmaat).
Negatieve deltawaarde DL, DR, DR2
De maten van het gereedschap zijn kleiner dan die van het originele
gereedschap (ondermaat)
De TNC corrigeert dan de gereedschapspositie met de som van de
deltawaarden uit de gereedschapstabel en de gereedschapsoproep.
3D-correctie zonder gereedschaporiëntatie
De TNC verplaatst het gereedschap in de richting van de
vlaknormaalvector met de som van de deltawaarden
(gereedschapstabel en TOOL CALL).
Regelformaat met vlaknormaalvectoren
L N
X+31,737 Y+21,95
NX+0,2637581 NY+0,0078922 NZ0,876 339 F1000 M3
LN
Rechte met 3D-correctie
X, Y, Z
Gecorrigeerde coördinaten van eindpunt rechte
NX, NY, NZ
Componenten van de vlaknormaalvectoren
F
Aanzet
M
Additionele functie
Aanzet F en additionele M-functie kunnen in de werkstand
programmeren/bewerken ingegeven en veranderd worden.
De coördinaten van het eindpunt van de rechte en de componenten
van de vlaknormaalvectoren worden door het CAD-systeem
doorgegeven.
90
Z+33,165
R
L
R2
DR2>0
DL>0
5 Programmeren gereedschappen