Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 426 Bedieningshandboek pagina 119

Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 426:

Advertenties

6.2 Basisprincipes van de baanfuncties
Gereedschapsverplaatsing voor een bewerking
programmeren
Wanneer een bewerkingsprogramma gemaakt wordt, moeten na
elkaar de baanfuncties voor de afzonderlijke elementen van de
werkstukcontour geprogrammeerd worden. Meestal worden daartoe
de coördinaten voor de eindpunten van de contourelementen uit
de tekening ingegeven. Uit deze coördinatengegevens, de
gereedschapsgegevens en de radiuscorrectie stelt de TNC de
daadwerkelijke verplaatsing van het gereedschap vast.
De TNC verplaatst gelijktijdig alle machine-assen, die in de
programmaregel van een baanfunctie geprogrammeerd zijn.
Verplaatsingen parallel aan de machine-assen
De pgm.regel bevat een coördinaatgegeven: de TNC verplaatst het
gereedschap parallel aan de geprogrammeerde machine-as.
Afhankelijk van de constructie van uw machine verplaatst zich bij het
afwerken of het gereedschap of de machinetafel met het
opgespannen werkstuk. Bij het programmeren van de baanbeweging
gaan we er in principe vanuit dat het gereedschap zich verplaatst.
Voorbeeld:
X+100
Baanfunctie „rechte"
X+100
Coördinaten van het eindpunt
Het gereedschap onthoudt de Y- en Z-coördinaten en verplaatst zich
naar de positie X=100. Zie afbeelding rechtsboven.
Verplaatsingen in de hoofdvlakken
De programmaregel bevat twee coördinatengegevens: de TNC
verplaatst het gereedschap in het geprogrammeerde vlak.
Voorbeeld:
X+70 Y+50
Het gereedschap onthoudt de Z-coördinaat en verplaatst in het
XY-vlak naar de positie X=70, Y=50. Zie afbeelding rechts in het
midden.
Driedimensionale verplaatsing
De pgm.regel bevat drie coördinatengegevens: de TNC verplaatst het
gereedschap ruimtelijk naar de geprogrammeerde positie.
Voorbeeld:
X+80 Y+0 Z-10
Zie afbeelding rechtsonder.
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430
Z
Y
Z
Y
50
Z
Y
-10
X
100
X
70
X
80
103

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Tnc 430