FN 16: F-PRINT
Teksten en Q-parameterwaarden geformatteerd uitgeven.
Data-interface instellen: bij het menupunt PRINT resp.
PRINTTEST wordt het pad vastgelegd, waaronder de TNC
het tekstbestand moet opslaan. Zie „12 MOD-functies,
data-interface instellen" .
Met de functie FN16: F-PRINT kunnen Q-parameterwaarden en
teksten geformatteerd via de data-interface uitgegeven worden, b.v.
naar een printer. Wanneer de waarden intern opgeslagen of naar een
computer uitgegeven worden, slaat de TNC de gegevens op in het
bestand, dat in de FN 16-regel gedefinieerd werd.
Om geformatteerde tekst en de waarden van de Q-parameters uit te
geven, moet met de teksteditor van de TNC een tekstbestand
gemaakt worden, waarin de formaten en de Q-parameters vastgelegd
worden.
Voorbeeld van een tekstbestand, dat het uitgaveformaat vastlegt:
"MEETPROTOCOL ZWAARTEPUNT SCHOEPENRAD";
"————————————————————————";
"AANTAL MEETWAARDEN: = 1";
"*******************************************";
"X1 = %5.3LF" , Q31;
"Y1 = %5.3LF" , Q32;
"Z1 = %5.3LF" , Q33;
"******************************************";
Voor het maken van tekstbestanden worden onderstaande
formatteringsfuncties toegepast:
Speciaal teken
Functie
"............ "
Uitgaveformaat voor tekst en variabelen tussen
aanhalingstekens vastleggen
%5.3LF
Formaat voor Q-parameters vastleggen: 5
plaatsen voor de komma, 4 plaatsen na de
komma, Long, Floating (decimaal getal)
%S
Formaat voor tekstvariabelen
,
Scheidingsteken tussen uitgaveformaat en
parameter
;
Teken voor regeleinde, sluit een regel af
284
10 Programmeren: Q-parameters