FN 25: PRESET
Nieuw referentiepunt vastleggen
Deze functie kan alleen worden geprogrammeerd, wanneer
u sleutelgetal 555343 heeft ingegeven (zie „12.3
Sleutelgetal ingeven").
Met de functie FN 25: PRESET kunt u tijdens de programma-afloop in
een kiesbare as een nieuw referentiepunt vastleggen.
Q-parameterfunctie kiezen: toets Q indrukken (op het toetsenbord
voor getalingave, rechts). De softkey-balk toont de Q-
parameterfuncties.
Additionele functies kiezen: softkey SPECIALE FUNCT. indrukken
FN25 kiezen: softkeybalk op het tweede vlak schakelen, softkey
FN25 REF . PT. VASTLEGGEN indrukken
As?: as ingeven waarin u een nieuw referentiepunt wilt vastleggen,
met ENT-toets bevestigen
Om te rekenen waarde?: coördinaat in het actieve
coördinatensysteem ingeven, waar u het nieuwe referentiepunt wilt
vastleggen
Nieuw referentiepunt?: coördinaat ingeven die de om te rekenen
waarde in het nieuwe coördinatensysteem moet hebben
Voorbeeld: nieuw referentiepunt op de actuele coördinaat X+100
vastleggen
56 FN 25: PRESET = X / + 00 / +0
Voorbeeld: de actuele coördinaat Z+50 moet in het nieuwe
coördinatensysteem de waarde -20 hebben
56 FN 25: PRESET = Z / +50 / -20
FN 26: TABOPEN
Vrij definieerbare tabel openen
Met de functie FN 26: TABOPEN kan een willekeurige, vrij
definieerbare tabel worden geopend, om hierin met FN27 te schrijven
of hieruit met FN28 te lezen.
In een NC-programma kan altijd maar één tabel geopend
zijn. De laatst geopende tabel wordt automatisch gesloten
door een nieuwe regel met TABOPEN.
De tabel die wordt geopend, moet de extensie .TAB
hebben.
Voorbeeld: tabel TAB1.TAB openen die in directory TNC:\DIR1 is
opgeslagen
56 FN 26: TABOPEN TNC:\DIR \TAB .TAB
HEIDENHAIN TNC 426, TNC 430
291