48
SLEUTELS, PORTIEREN EN RUITEN
De startonderbreking wordt automa-
tisch ingeschakeld als de motor wordt
afgezet.
Het startblokkeringssysteem wordt op
onscherp gezet wanneer de auto wordt
gestart of het contact in ACC/ACCES-
SORY (acc/accessoire) staat en er een
werkende zender in de auto ligt.
Het alarmlampje op de instrumenten-
groep gaat branden als er een
probleem is met het in- of uitscha-
kelen van het diefstalalarmsysteem.
Het systeem beschikt over een of meer
RKE-zenders die bij een startbeveili-
gingseenheid in de auto horen. De
auto kan alleen starten met de juiste
bijbehorende RKE-zenders. Mocht de
zender ooit beschadigd raken, dan
kunt u uw voertuig wellicht niet
starten.
Bij het starten van de auto kan het
alarmlampje kort oplichten wanneer
het contact wordt ingeschakeld.
Als de motor niet start en het alarm-
lampje blijft branden, is er een
probleem met het systeem. Zet het
contact uit en probeer het opnieuw.
Als het voertuig niet in een andere
contactstand (ACC/ACCESSORY, ON,
OFF) kan worden gezet en de
RKE-zender intact lijkt, probeer dan
een andere zender. Of u kunt proberen
de zender in de zenderhouder op de
middenconsole te plaatsen.
Als de contactstanden niet met de
andere zender kunnen worden veran-
derd, dan moet uw auto naar de
garage. Als de contactstanden wel
kunnen worden veranderd, kan de
eerste zender defect zijn. Ga naar uw
dealer.
Het startbeveiligingssysteem kan
nieuwe of vervangende RKE-zenders
inlezen. Voor de auto kunnen
maximaal acht zenders worden gepro-
grammeerd. Zie Zenders voor de auto
programmeren bij Centraal vergrende-
lingssysteem (RKE), werking 0 29 voor
het programmeren van extra zenders.
Laat de sleutel of de zender waarmee
het antidiefstalsysteem in- of uitge-
schakeld moet worden, nooit achter in
de auto.