138
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Controlelampje oplaad-
systeem
Bij sommige auto's licht het laadsys-
teemlampje kort op wanneer het
contact wordt ingeschakeld maar de
motor niet draait, om te laten zien dat
het lampje werkt. Het moet doven
wanneer de motor wordt gestart. Bij
auto's met een configureerbare instru-
mentengroep licht dit lampje wellicht
niet op als het contact wordt
ingeschakeld.
Als het lampje blijft branden, is er
mogelijk een probleem met het
elektrisch laadsysteem. Laat dit door
de dealer nakijken. Als er wordt
gereden terwijl dit lampje brandt, kan
hierdoor de accu leegraken.
Wanneer dit lampje oplicht of
knippert, verschijnt er tevens een
bericht op het Driver Information
Center (DIC).
Als er een korte afstand moet worden
gereden terwijl het lampje brandt,
schakel dan alle accessoires uit
(bijvoorbeeld radio en aircondi-
tioning).
Storingsindicatielampje
(Storingsindicatielampje
motor)
Dit lampje is onderdeel van de boord-
diagnose van de emissieregeling van
de auto. Als het lampje bij een draai-
ende motor gaat branden, is er een
storing gedetecteerd zodat de auto toe
is aan een servicebeurt. Wanneer het
contactslot in Onderhoudsmodus
staat, moet het lampje kortstondig
gaan branden om aan te geven dat het
naar behoren werkt. Zie Standen
contactslot 0 204.
Het systeem kan storingen vaak al
detecteren voordat deze tot merkbare
symptomen leiden. Wanneer u het
lampje in de gaten houdt en meteen
een werkplaats bezoekt wanneer het
lampje gaat branden, kunt u mogelijk
schade voorkomen.
Voorzichtig
Als u terwijl dit lampje brandt lang
met de auto blijft doorrijden, werkt
de emissieregeling mogelijk minder
goed, neemt het brandstofverbruik
mogelijk toe en loopt de motor
mogelijk minder goed. Dit kan
kostbare reparaties tot gevolg
hebben die niet onder de garantie
van de auto vallen.
Voorzichtig
Het lampje kan ten onrechte gaan
branden bij aanpassingen aan
motor, transmissie, uitlaat-, inlaat-
of brandstofsysteem of bij gebruik