296
VERZORGING VAN DE AUTO
Verwijder het ventieldopje van het
ventiel. Druk de bandenspannings-
meter stevig op het ventiel om de
spanning te meten. Indien de
koude bandenspanning overeen-
komt met de aanbevolen spanning
op het informatielabel voor
banden en laadvermogen, is
verdere actie niet nodig. Voeg bij
een lage bandenspanning lucht
toe tot de druk de aanbevolen
waarde heeft bereikt. Druk bij een
hoge bandenspanning op de
metalen stift in het midden van
het ventiel om lucht te laten
ontsnappen.
Controleer nogmaals de banden-
spanning met de meter.
Plaats de ventieldopjes terug op de
ventielen om ze te beschermen
tegen vuil en vocht en om lekkage
te voorkomen. Gebruik alleen de
ventieldopjes die GM voor de auto
heeft ontwikkeld. TPMS-sensoren
kunnen anders beschadigd raken,
wat niet onder de autoga-
rantie valt.
Bandendrukcontrole-
systeem
Voorzichtig
Wijzigingen aan het bandenspan-
ningscontrolesysteem (TPMS),
aangebracht door elke andere
instantie dan de erkende
werkplaats, kunnen ertoe leiden dat
toestemming voor gebruik van het
systeem wordt ingetrokken.
Het bandenspanningscontrolesysteem
maakt gebruik van radio- en sensor-
technologie om de bandenspanning te
controleren. De TPMS-sensoren
bewaken de luchtdruk in de banden
van de auto en versturen de drukmeet-
waarden naar een ontvanger die zich
in de auto bevindt.
Elke band, inclusief de reserveband
(indien aanwezig), moet maandelijks
in koude toestand worden gecontro-
leerd en op druk worden gebracht
volgens de aanbevolen bandenspan-
ning van het autoplaatje of banden-
spanningslabel. (Indien de
bandenmaat afwijkt van de maat op
het autoplaatje of bandenspannings-
label, moet u zelf de juiste banden-
spanning voor deze banden
achterhalen.)
De auto heeft als extra veiligheids-
voorziening een bandenspanningscon-
trolesysteem (TPMS) waarbij een
indicator voor lage bandenspanning
oplicht indien de druk in een of
meerdere banden aanmerkelijk lager is
dan aanbevolen.
Als deze indicator voor lage banden-
spanning brandt, moet u zo snel
mogelijk stoppen, de banden contro-
leren en deze weer op de juiste
spanning brengen. Het rijden op een
band met een veel te lage banden-
spanning kan oververhitting van de
band en een lekke band tot gevolg
hebben. Een te lage bandenspanning
leidt ook tot een hoger brandstofver-
bruik, snellere slijtage van het banden-
profiel en een verminderd rij- en
remgedrag van de auto.
Houd er rekening mee dat het TPMS
geen vervanging is voor het voorge-
schreven bandenonderhoud. De
bestuurder blijft verantwoordelijk voor
handhaving van de bandenspanning,