Druk op MODE (modus) om het
modusmenu op de instrumentengroep
te activeren. Bij de eerste druk op de
knop ziet u de huidige modus. Bij
steeds indrukken bladert u door de
beschikbare modi. Kies een nieuwe
instelling wanneer de rijomstandig-
heden veranderen. De volgende modi
zijn beschikbaar:
Tour-modus
Gebruikt in normaal stads- en
snelwegverkeer voor een soepele,
comfortabele rit.
Als de auto met AWD is uitgerust,
zorgt de Tour-modus tussen de Sport-
en Sneeuw/ijs-modus voor een meer
uitgebalanceerd gevoel.
Sport-modus
Te gebruiken waar wegomstandig-
heden of persoonlijke voorkeuren een
meer beheerst rijgedrag vereisen.
Bij deze optie licht het verklikker-
lichtje Sportmodus op de instrumen-
tengroep op.
De versnellingsbak houdt een
bepaalde versnelling mogelijk langer
aan dan in de normale rijmodus, dit
gebaseerd op de remwerking, de
gekozen gasklepstand en de dwarsver-
snelling van de auto. Zie Automatische
transmissie 0 211. De besturing, inclu-
sief Actieve besturing achter (mits
aanwezig), schakelt over op een
nauwkeuriger bediening.
Als de auto is uitgerust met AWD,
levert de Sportmodus meer koppel op
de achterwielen.
RIJDEN EN BEDIENEN
Snow/Ice-modus
Te gebruiken, wanneer er bij een glad
wegdek meer tractie nodig is. De
Sneeuw/ijs-modus gebruikt een ander
koppelcurve voor het gaspedaal, zodat
een optimale tractie op een gladde
ondergrond wordt verkregen.
Bij deze optie licht het verklikker-
lichtje Sneeuw/ijs-modus op de instru-
mentengroep op.
Deze modus niet gebruiken, wanneer
de auto in zand, modder, ijs, sneeuw
of grind is vastgeraakt. Als de auto
vastraakt, zie Als de auto vast is komen
te zitten 0 199.
Als de auto is uitgerust met AWD,
levert de Sneeuw/ijs-modus meer
koppel op de voorwielen.
221