204
RIJDEN EN BEDIENEN
Starten en bediening
Inrijden nieuwe auto
Volg deze aanbevolen richtlijnen
tijdens de eerste 2400 km (1500 mijl)
die met deze auto worden gereden.
Onderdelen hebben een inrijperiode en
de prestaties verbeteren op de
lange duur.
Voor de eerste 2400 km (1.500 miles):
Voorkom wegrijden met volgas en
abrupte remmanoeuvres.
Houd het motortoerental onder
4000 1/min.
Voorkom ritten op een constante
snelheid, snel of langzaam.
Voorkom terugschakelen om af te
remmen of de auto te vertragen
wanneer het motortoerental hoger
is dan 4000 1/min.
Belast de motor niet te zwaar. Laat
de motor nooit in een hoge
versnelling bij te lage snelheden
draaien.
Neem niet deel aan circuitevene-
menten, sportrijscholen of soortge-
lijke activiteiten tijdens deze
inrijperiode.
Controleer de motorolie bij elke
tankbeurt en vul zo nodig bij. Olie-
en brandstofverbruik kunnen
hoger dan normaal zijn tijdens de
eerste 2400 km (1500 mijl).
Om nieuwe banden in te rijden,
rijdt u met gematigde snelheden
en voorkomt u scherpe bochten
gedurende de eerste 300 km (200
mijl). Nieuwe banden hebben geen
maximale grip en kunnen gaan
doorslippen.
Ook nieuwe remvoeringen kennen
een inrijperiode. Voorkom krachtig
remmen tijdens de eerste 300 km
(200 mijl). Dit wordt aanbevolen
bij elke keer dat de remvoeringen
vervangen worden.
Standen contactslot
De auto is uitgerust met Keyless start
met startknop.
De afstandsbedieningszender (RKE)
moet in de auto liggen, anders werkt
het systeem niet. Wanneer de auto in
de buurt komt van een sterk radioan-
tennesignaal dat voor storingen zorgt
in het Keyless Entry-systeem, werkt de
startknop mogelijk niet. Zie Centraal
vergrendelingssysteem (RKE), werking
0 29.
Om uit de stand P (Park) te schakelen,
moet het contact aan zijn of in ACC/
ACCESSORY (acc/accessoire) staan en
moet het rempedaal ingetrapt zijn.